Frits van Duinen

" F.H. van Duinen was een even waardige Landgraaf in Tannhäuser als König Heinrich in Lohengrin. En de cipier Rocco (Fidelio) was bij hem even gemoedelijk als de goudsmid Pogner in de Meistersinger".

'De Zangkunst en hare Stemmen', Anton Averkamp

Frits van Duinen, bas (foto: H.C. de Graaff)

De bas Frederik (Frits) Hendrik van Duinen werd geboren op 30 april 1860 te Amsterdam. Van Duinen was een zakenman - handelaar in metalen - die voor zijn plezier zong. Al op jeugdige leeftijd trok de mooie stem van Frits van Duinen de aandacht. Op 20-jarige leeftijd zong hij op kerkconcerten en ook trad hij als solist op bij verschillende uitvoeringen van liedrecitals. Voor zijn zangstudie stelde hij zich onder leiding van Anton Averkamp en Johannes Messchaert, maar ook had voor zijn studie veel te danken aan Henri Viotta bij wie hij rollen van zijn Wagner-repertoire instudeerde. Voor de Wagner Vereeniging zong hij op 9 mei 1893 de rol van Fafner in 'Siegfried', een uitvoering waarbij hij veel lof oogstte. Bij Viotta kwam hij echter, anders dan Urlus, de bariton Anton van Rooy en de sopraan Louise Mulder die allen optraden in Bayreuth, niet in aanmerking voor grote rollen. Wel maakte hij indruk op een concert met fragmenten uit 'Parsifal' (april 1894) in zowel de rol van Gurnemanz als die van Klingsor. De partij van Fafner in 'Siegfried' zong hij bij Viotta nog een tweetal keren meer op het toneel, in 1895 en 1898. Maar toen hij in 1898 vroeg Gunther in 'Götterdämmerung' te mogen zingen (hij wilde bewijzen dat hij daar 'evenals één of andere Buitenlander' toe in staat was), werd zijn verzoek door Henri Viotta niet gehonoreerd. Viotta was niet erg happig op Nederlandse solisten; ze waren niet exclusief genoeg. Een uitzondering werd gemaakt voor Leonie Viotta-Wilson, maar dat moet toegegeven worden, in kleinere rollen: Brangäne in 'Tristan und Isolde' en Fricka in 'Die Walküre'. Volgens Daniël de Lange moest zij als Brangäne vooral van haar ijver hebben.

In Amsterdam werd in december 1902 onder Mengelberg een concertante uitvoering van 'Parsifal' gegeven. De uitvoerenden waren Jacques Urlus als Parsifal, Betty Frank als Kundry, Johannes Messchaert als Amfortas, Ernst Wachter als Gurnemanz, Max Bucksath als Klinsor en Frits van Duinen als Titurel. De uitvoering van bijna 6 uur (!) kreeg een goede pers. Maar Van Duinen trad niet alleen in opera's op. Zo zong hij in de eerste uitvoering van de 'Matthäus-Passion' in het Concertgebouw onder Mengelberg op 8 april 1899. De mede solisten waren: Robert Kauffmann (tenor, evangelist), Messchaert (Christus), Louise Geller-Wolter (alt) en Julia Uzielli (sopraan).

Op 20 december 1895 zong hij voor het eerst bij de Nederlandsche Opera van Cornelis van der Linden, in de rol van Herman van Thüringen in 'Tannhauser', een voorstelling met grote namen: Tannhauser (Urlus en Pauwels), Wolfram von Eschenbach (Orelio), Walter von der Vogelweide ((Urlus (!) en Jos Tijssen, en als Elizabeth (Cateau Engeln-Sewing). Aanvankelijk zong hij als gast, maar al spoedig kreeg hij een vaste aanstelling en zong hij het gehele repertoire van dit gezelschap als 1e bas. Zijn repertoire omvatte zo'n 40 rollen. Hij zong partijen als Hendrik de Vogelaar in 'Lohengrin', de hogepriester in 'De koningin van Saba' (Goldmark), Marcel in 'De hugenoten' (Meyerbeer), Walter Fürst in 'Willem Tell' (Rossini), Phanuel in 'Herodiade' (Massenet), Zacharias in 'De profeet' (Meyerbeer), Veit Pogner in 'De meesterzingers van Neurenberg', Rocco in 'Fidelio', Oroveso in 'Norma', Hunding in 'De Walküre' en Leporello in 'Don Juan' (Don Giovanni, Mozart).

De Nederlandsche Opera onder Van der Linden zou het 9 seizoen volhouden, maar na het seizoen 1902/03 viel het doek. Nog tweemaal probeerde Van der Linden het met de Nationale Opera, op 10 februari 1906 met 'Tannhauser' (Van Duinen als Hermann van Thüringen, Chris de Vos als Tannhauser en Orelio als Wolfram von Eschenbach) en op 29 april 1912 met zijn eigen compositie 'Leidens ontzet'. Hijzelf dirigeerde het Concertgebouw Orkest.

Frits van Duinen's laatste optreden op de Bühne was bij de N.V. Nationale Opera van Korlaar jr. in een voorstelling van 'Lohengrin'. Hij vertolkte bij deze voorstelling de rol van Hendrik de Vogelaar, Lohengrin werd afwisselend gezongen door de tenoren Jacques Urlus, Jules Moes en Rudolf van Schaik, Elsa van Brabant werd gezongen door de sopraan Helene van Raalte-Horneman.

Ook in het buitenland trad Van Duinen meerdere malen op en vaak samen met de meest gerenommeerde artiesten. Hij trad o.a. op in Antwerpen, Keulen, Aken, Dortmund en Londen.

Frits van Duinen is op 13 april 1937 op 77-jarige leeftijd in zijn woonplaats Amsterdam overleden. Hij werd begraven op Zorgvlied. In 1907 werd Van Duinen benoemd tot 'Ridder in de Orde van Oranje-Nassau' en was tevens 'Officier de l'Académie'.

Uit de krant:

FRITS VAN DUINEN 70 JAAR

Dinsdagavond 30 April a.s. zal in Bellevue te Amsterdam een huldigingsavond plaats hebben ter gelegenheid van den 70en verjaardag van Frits van Duinen, den bij de oudere Amsterdammers zoo welbekenden en populairen bas-zanger.

Voor dit feest heeft zich een eere-comité gevormd, waarvan de burgemeester het eerevoorzitterschap en wethouder Ketelaar het voorzitterschap heeft aanvaard. Talrijke bekende persoonlijkheden, o.a. dr. van Leeuwen, dr. Van Aalst, de directie leden van de Nederl. Handel Mij. en personen in kunst- en handelskringen vormen het eere-comité.

Het programma van den huldigingsavond zal worden uitgevoerd door eenige dames en heeren van Amstels Gymnastiek-Vereeniging, 300 zangers van de Kon. Mannenzangvereen. Apollo en Kon. Mannenzangkoor Kunst na Arbeid, alsmede eenige dames en heeren van de tooneelvereeniging Vrije Werkkring, vier vereenigingen, waarvan de heer Van Duinen eerelid is.

Het penningmeesterschap van het comité wordt waargenomen door den heer Jac. Denys, Com. v. d. Lindenstraat 11 te Amsterdam, en het secretariaat door den heer W. J. F. F. Lintz, Frederiksplein 18 aldaar.

Uit het Vaderland, 27-04-1929

Frits van Duinen.

Vandaag is Frits van Duinen zeventig jaar: In zijn vaderstad Amsterdam, die hij zoo trouw gediend heeft, zal van Duinen hedenavond gehuldigd worden. Iedereen die zich den goeden ouden tijd van de Nederlandsche Opera nog herinnert, herinnert zich natuurlijk van Duinen als een der beste krachten van de voorstelling. En hij diende de kunst uit louter liefhebberij, want van Duinen was een Amsterdamsch zakenman, een makelaar, wat den grappenmaker Johan Smier *) een twintig jaar geleden tot dit onsterfelijke vers inspireerde:

„Des middags koopt hij Banka-tin en 's avonds zingt hij Lohen-grin".

Wie weet, indien de muziekdramatiek in ons land er minder bedroevend voorstond, of Van Duinen niet in een zijner beste rollen had kunnen jubileeren. Hij is er, zegt het Handelsblad, ondanks zijn zeventig jaren, nog krachtig en frisch genoeg voor. Maar in welke rol zou hij dan moeten optreden? "Die Wahl macht Qual" (de keuze is moeilijk, vert. J.L.), want het repertoire, dat Van Duinen in zijn operatijd beheerschte, omvat niet minder dan vijftig rollen, goed geteld. Vijftig rollen, vijf-en-veertig opera's. Opera's van velerlei „scholen' en stijlen: Duitsch, Fransch, Italiaansch. Op zijn repertoirelijst staan de heele Wagner op Rienzi, Rheingold en Tristan na; verder Mozart, Beethoven, Weber, Goldmarck, Smetana, Meijerbeer, Halévy, Rossini, Verdi, Thomas., Gounod, Bizet, Smetana, Massenet, d'Albert .... in Tannhauser zong hij den Landgraaf en Biterolf, in Götterdammerung Hagen en Gunther, in Faust Mephisto en Wagner, en zoo kan men geen bekende bas-partij noemen of Van Duinen heeft ze vertolkt. In de eerste plaats natuurlijk aan de Nederlandsche Opera; welker lief en leed hij volop heeft gedeeld. Maar ook in het buitenland of met andere gezelschappen. En het zijn tal van beroemdheden, waarmee hij voor het voetlicht heeft gestaan, gespeeld en gezongen: Rosa Sucher, Marie Wittich, Max Alvary, Frits Felnhals, Fritz Plank, om slechts enkelen te noemen.

Dat is alles schoone herinnering. Maar in die herinneringen aan een opera-leven nemen de prestaties van Frits van Duinen een groote plaats in en het is ook daarom, dat men hem dankbaar mag huldigen.

Nieuwe Rotterdamsche Courant, 30-04-1929

*) Johan schmier, bas (1852-1915)