Anny Delorie - Biografie
"... als ik tussen de coulissen sta, vlak voordat ik op de Bühne moet, dan bibberen m'n knieën. Ja altijd. Ik vraag me dan telkens af: waarom ben je zangeres geworden? Maar als ik eenmaal op het toneel sta, dan is alle spanning weg, dan voel ik me in m'n element, dan vind ik het fijn om te zingen ... "
Anny Delorie, interview KRO-radio
De alt Anny (Annie) Delorie, geboren op 17 januari 1925 te Amsterdam, kwam uit een muzikaal gezin. Op 2-jarige leeftijd verloor Anny haar moeder en werd zij in het gezin geplaatst van haar tante, de zus van Anny's moeder. In dit gezin was men behalve muzikaal ook operaliefhebber en er werd door beide pleegouders samen regelmatig opera aria's en duetten gezongen. De voorliefde voor deze kunstvorm werd Anny dus al met de paplepel ingegeven. Op de kleuterschool openbaarde haar voorliefde voor zang zich reeds. Zij ging daarbij op een tafel staan en vertolkte schone liederen als: ".... kleine Suze ging eens wandelen ...".
Van een gerichte zangstudie was voorlopig echter nog geen sprake. Anny ging na afloop van de lagere school eerst naar de mode vakschool. Een zanglerares - Anny Viehoff - die eenmaal in de week zangles gaf bij een koor van de mode vakschool, viel het op dat er in Anny Delorie een talent voor zang sluimerde. Maar aangezien tijdens de oorlogsjaren het leven niet zo makkelijk was en er geld verdiend moest worden, ging zij in 1940, op 15-jarige leeftijd geen zang studeren, maar op kantoor werken. Bij Nedlloyd, afdeling ongevallen verzekeringen. Maar daar zij niet zonder muziek kon, werd zij lid van Zanglust, het gemengd- en kinderkoor van Willem Hespe. In februari 1961 trad zij - als een gevestigde artieste - met dit zelfde kinderkoor op in Amsterdam, ter gelegenheid van Hespe's 85e verjaardag. Zij liet na afloop van het concert duidelijk merken, dat zij haar band met dit kinderkoor nog niet vergeten was.
Bij een uitvoering ter gelegenheid van de Kerstviering bij Nedlloyd zong Anny enkele solo's. Eén van de aanwezige directieleden met een meer dan gemiddelde muzikale interesse, was zo gecharmeerd van haar zangkwaliteiten, dat bij de Kerstviering het jaar daarop de voltallige directie aanwezig was. Dit had positieve gevolgen voor haar. Zij mocht voorzingen bij een zanglerares van de Muziekschool van Willem Andriessen en in overleg met haar werkgever, Nedlloyd kon zij voor anderhalve dag in de week op die Muziekschool zangles gaan volgen. Maar Anny wilde meer. Na het eerste jaar op de Muziekschool kreeg zij een beurs en kon zij naar het Amsterdams Conservatorium. Daar volgde zij de algemene opleiding, niet de operaklas. Zij studeerde bij Berthe Seroen en Betty van den Bosch. Later ook nog bij Theodora Versteegh in Den Haag. Een bewonderaarster en steunpilaar van Anny - Mevr. Sigal - beloofde Anny een broche als zij na haar conservatorium opleiding haar eerste Mattheus Passion had gezongen. Dat duurde niet lang, 14 maart 1948 was het zover. Op één van onderstaande foto's ziet u Anny, met broche. Haar eerste recensie kreeg zij van een optreden, samen met een 7-tal leerlingen van het conservatorium, op een avond onder auspiciën van het Vacantiecomité Amsterdam 1947.
"... De voordracht van de alt Anny Delorie vertoont diva-allures, maar is te melodramatisch, haar klankexpressie in het hoge register is echter fraai ... ".
Trouw, 15 augustus 1947
Na afloop van haar studie trad Anny Delorie hoofdzakelijk op als lied- en oratoriumzangeres. Ook was zij lid van het Amsterdams Vocaal Ensemble. In juni 1949 nam zij deel aan een Internationaal Vocalisten Concours te 's Gravenhage. In de jury zaten: haar lerares Berthe Seroen, Theo Baylé, Eduard Flipse, Paul Hupperts, Kor Kuiler, Frans Vroons en Herman Schey. Zij behaalde in de afdeling oratorium en lied een gedeelde 3e prijs, samen met Mien Blekxtoon. De 1e en 2e prijzen gingen naar respectievelijk Clementine Ooms en Leo Ketelaars en naar Gerard van den Berk en Riek Waas-Veen. Enkele recensies uit deze periode:
"... de alt, Annie Delorie heeft een prachtige altstem en zong - behoudens een klein ongelukje - voortreffelijk ... "
Mattheus Passion te Hulst, Prov. Zeeuwsche Courant, Middelburg 14 maart 1948
"... onder de solisten merkte men in de onbekende Anny Delorie een uitstekende alt op ..."
Mattheus Passion, Amsterdam, Oude Kerk, Handelsblad, 26 maart 1948
"... het duet van de sopraan Corry Bijster en de alt Anny Delorie was zeer fraai van klank en samenzang en dit betekent voor de jonge altzangeres een extra compliment ..."
Concertgebouw, Amsterdams Oratoriumkoor, 25 december 1949, T. Vr.
Naar opera uitvoeringen was Anny Delorie al enkele malen geweest. Het trok haar wel, maar zij stoorde zich nogal aan de houterige wijze van acteren van een deel der artiesten. Zij vond van zichzelf dat zij dat wel beter zou kunnen. Op 15 november 1950 maakte ze haar debuut in de opera. Zij was inmiddels lid geworden van de Nederlandse Opera. Deze verbintenis kwam vreemd genoeg tot stand door haar tandarts. Deze maakte de leiding van de Nederlandse Opera attent op haar en na een auditie werd zij aangenomen. Zij maakte haar debuut met de rol van 'de stem van Antonia's overleden moeder'. Een uiterst statische rol. Zij moest onbeweeglijk - staande voor een spiegel - een tot leven gekomend portret van Antonia's moeder uitbeelden: "Chère enfant que jáppelle ...". Vocaal ging alles uitstekend, maar met de door de regisseur van haar verlangde onbeweeglijkheid lukte het minder goed.
Dit was het begin van een lange succesvolle operacarrière. Zij vertokte bij de Nederlandse Opera rollen als, o.a. Azucena (Trovatore), Ulrica (Un ballo in maschera), Amneris (Aïda), de kosteres Borya (Jenufa, Janacek), Carmen, Orfeo (Orfeo ed Euredice), Judith (Blauwbaard, Bartok), Fricka (Walküre), Dalila (Samson et Dalila), Charlotte (Werther), Lady Macbeth (Macbeth), Prinses Eboli (Don Carlos), Emilia (Otello), Maddalena (Rigoletto), heks (Rusalka, Dvorak), Klytaimnestra (Elektra, R.Strauss), Genevieve (Pelléas et Mélisande), maar ook sopraanrollen als Santuzza in Mascagni's Cavalleria Rusticana. Gedurende deze opera periode bleef het zingen niet alléén hiertoe beperkt. Zij bleef liedrecitals geven en ook in oratoriums zingen. Zo trad zij bijvoorbeeld in 1959 met veel succes op in Verdi's Requiem, in 1960 in Beethoven's Negende en in 1961 in Bach's Matthäus Passion en in Rossini's Stabat Mater. Maar ook in werken als Mahler's Achtste - waar zij de alt en sopraanpartij zong, zijn Tweede Symfonie - en Klaagzangen van Jeremias (Marius Monnikendam) trad zij op. In Nederland zong zij het grootste deel van haar opera uitvoeringen bij de voormalige Nederlands(ch)e Opera die in 1964 opgeheven werd. De eind 1964 nieuw opgerichte Nederlandse Operastichting, later weer De Nederlandse Opera geheten, was anders van opzet. Per voorstelling werden de artiesten gecontracteerd. In deze periode trad Anny Delorie wat minder op in Nederland en wat vaker bij diverse Duitse opera gezelschappen.
Zij heeft veelvuldig gesoleerd bij het Concertgebouworkest o.l.v. dirigenten als Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Willem van Otterloo, Joseph Krips, Georg Solti en Furtwängler in - behalve de reeds genoemde werken - ook in werken als het Stabat Mater van Pergolesi en Dvorak, in Gustav Mahler's Kindertoten- en Rückertlieder en in Beethoven's Negende Symfonie en in Richard Wagner's Wesendonklieder.
Daarnaast soleerde zij veelvuldig bij her Radio Philharmonisch Orkest, het Promenadeorkest en het Residentieorkest.
Ook in het buitenland vierde Anny Delorie triomfen. Zij was in het seizoen 1956/57 verbonden aan de opera van Frankfurt voor ongeveer 65 voorstellingen per seizoen, gaf gastoptredens in Duitsland in opera's als Il trovatore, Aïda, Der Wildschütz (Lortzing), Julius Cesar (Händel) en Don Carlos. Zij trad o.a. op in de operahuizen van Praag (Jenufa en Aïda), Brussel (Orfeo), Parijs (Orfeo ed Euredice), Hamburg, München, Keulen (Aïda), Londen (Covent Garden, Aïda, als Amneris) en Berlijn. Ook zong zij bij het Holland Festival, het Mijnstreek Festival en de festivals van Passau en Augsburg.
Na een optreden ontmoette zij de beroemde tenor Beniamino Gigli (aan het eind van zijn leven, overleden 30 november 1957, Rome), die zo onder de indruk was van haar talent, dat hij haar uitnodigde naar Italië te komen en op te treden in de Scala van Milaan.
Anny Delorie is gehuwd op 27 februari 1961 met Levi (Lou) Biloen, sedert 5 jaar eerste violist van het Concertgebouw Orkest. Daarvoor was hij sinds 1945 de leider van het Sweelinckkwartet, waarmee hij vele tournees maakte en dat vooral in het buitenland bekend was. Ook heeft hij - een zeer veelzijdig man! - gedurende drie jaar research werk voor een grote papierfabriek gedaan. Dit kwam doordat hij al enkele octrooien op zijn naam had staan, waaronder een vernuftig apparaat om het omslaan van bladmuziek te vergemakkelijken en zodoende hij de aandacht van de mensen uit de papierhandel getrokken had. Bij het huwelijk waren o.a. Jess Walters (Am. bariton, o.a. samen met haar in Rigoletto en Carmen), Frans Vroons, Betty van den Bosch, Cor Lemaire en Caroline Kaart aanwezig. Hans Kaart was verhinderd, hij zong op dit moment in Düsseldorf. Uit het huwelijk is één zoon geboren, Fred. Gedurende zijn kleuterjaren vergezelde Fred zijn moeder zoveel mogelijk op haar repetities en tournees. Niet als ze één nacht van huis was, maar als zij meer dan twee dagen wegbleef, ging Fred absoluut mee.
In april 1966 werd Anny Delorie benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau in de categorie Cultuur, recreatie en maatschappelijk werk. Mede geridderden die dag, o.a. Bertus Aafjes en Wim Sonneveld. Haar laatste optreden op het operatoneel vond plaats op 1 januari 1970, te Enschede, met de rol van de waarzegster Ulrica in Verdi's Un ballo in Maschera, een uitvoering van Opera Forum, het huidige De Nationale Reisopera. Zij was toen pas 45, maar privé omstandigheden deden haar besluiten een punt achter haar carrière te zetten.
Anny Delorie is, vrij onverwacht, in haar woonplaats Bovenkarspel op donderdag 19 november 2009 overleden.