Gerda Pons
Gerda Pons volgde haar zangopleiding - zoals vele van haar tijdgenoten - in de operaklas van Johannes den Hertog. En evenals Judith Toff en José Candel is Gerda Pons leerlinge geweest van Rose Schönberg. Zij maakte tevens deel uit van het reeds vaker genoemde kamerkoor van Felix de Nobel. Het ensemble sopranen van dit koor bestond uit o.a. Hélène Ludolph, Greet Koeman en Dora Schrama.
Haar opera debuut maakte Gerda Pons op 28 juni 1941 bij de Nederlandsche Operastichting als Cherubino in Mozart's Le nozze di Figaro. Graaf Almaviva werd gezongen dor Theo Baylé, de gravin door Greet Koeman en Figaro door Otto Couperus. Dirigent, Willem van Otterloo. Zij zong verder Nella (Gianni Schicchi, Puccini), Nedda (Pagliacci, Leoncavallo), Siebel (Faust, Gounod), Isabella (Boccacio, Suppé), Musetta (Bohème, Puccini), Violetta (Traviata, Verdi), Gilda (Rigoletto, Verdi), Marie (De verkochte bruid, Smetana) en Elisabeth van Valois (Don Carlos, Verdi).
Haar laatste optreden vond plaats op 31 maart 1946 als Gilda in Verdi's Rigoletto. Het betrof een van de laatste voorstellingen van het Gemeentelijk Theaterbedrijf, afdeling Opera van Johannes den Hertog.
Gerda Pons emigreerde eind 60-er jaren naar Nieuw Zeeland, naar een klein stadje, Hastings genaamd. Haar echtgenoot was overleden en zij hertrouwde. Zij werkte er als zanglerares.
Eén van haar leerlingen schreef mij het volgende over haar: " ... an amazingly charismatic woman and I always wondered just what her background was in the Netherlands. I am somewhat surprised by the Gilda, because by the time I knew her the voice was much fuller than that role would have required. But she would have looked beautiful!! ... "
Gerda Pons overleed in de 80-er jaren. Eén van haar dochters keerde terug naar Nederland en vestigde zich aldaar.
bronnen: o.a. Stephanie Hayman; G.S. de Bossan.