De proloog
's Zondagsmiddags, begin 50er jaren, klonk bij ons thuis steevast een operaprogramma, waarvan de naam mij ontschoten was, maar het begon met het Zigeunerkoor uit Il Trovatore. Mijn vader neuriede soms mee, ....hier is de a-ve-ro, de a-ve-ro, de a-ve-ro...’
Zo begon de proloog die mijn voorganger Joop Lindeijer bij zijn verscheiden in juli 2011 achterliet. Hoe anders kwam mijn eigen kennismaking met klassieke zang tot stand. Muzikaal heb ik van huis uit vooral affiniteit meegekregen met het timbre van Vicky Leandros. Tot mijn late tienertijd heb ik verder nooit een noot klassieke muziek gehoord, of het moest de roemruchte margerinereclame van Bona zijn. Die reclame draaide achteraf namelijk rond een melodietje dat waarschijnlijk niet geheel toevallig iets tussen Vivaldi’s 'Vier jaargetijden' en de openingsmaten van Beethovens 'Adelaïde' in gedachten riep.
Gelukkig brachten enkele Atheneumdocenten mij uiteindelijk tijdens een schoolreisje naar Londen op 17 october 1982 hardhandig in contact met het London Symphony Orchestra onder leiding van Claudio Abbado. Hij vergezelde tenor Dennis O’Neill en organiste Gillian Weir op een reis door Berlioz’ Te Deum. Ik kan tot op de dag van vandaag niet bevatten wat een docent bezielt om een kind van 16 naar een Te Deum te slepen, maar gelukig was ik bij het voorprogramma van Rudolf Serkin in Mozarts Piano Concerto No. 21 al goeddeels in slaap gevallen...
•
Stephanie Lawrence
En toch... toch moeten M & B iets in mij ontketend hebben, want de daaropvolgende avond was ik tot tranen geroerd tijdens een voorstelling van Stephanie Lawrence in het Prince Edward Theatre. Ze vertolkte daar Evita in de gelijknamige musical.
Ik zie haar nog staan in die eenzame lichtbundel, die haar in het maanlicht zette tijdens ‘Don’t cry for me Argentina’:
Don't cry for me Argentina
The truth is I never left you
All through my wild days
My mad existence
I kept my promise
Don't keep your distance
Hoewel ik niet direct het gevoel had dat ik nooit meer naar Kim Wilde of Blondie zou kunnen luisteren, verliet ik het Prince Edward Theatre met het gevoel dat dit muziek van een andere orde was. Toch duurde het nog tot ik ging studeren, alvorens die eerste klassieke muziekervaringen met Stephanie Lawrence & Dennis O’Neill een vervolg kregen. Als archaeologie/ kunstgeschiedenisstudent was ik geïnteresseerd in filosofie en dan kom je op die leeftijd al snel uit bij Friedrich Nietzsche. Wie Nietzsche zegt, krijgt Richard Wagner er doorgaans bij cadeau. Omdat er in die dagen nog geen platen in boeken werden gestopt zoals tegenwoordig wel het geval is met cd’s, toog ik naar Concerto aan de Utrechtsestraat, op zoek naar ‘iets van Wagner’.
De goedkoopste oplossing bleek een Music for the Millions langspeelplaat die van Mozart via Haydn tot de Tannhäuser ouverture liep, en een 7” singletje met ‘Magic fire music/Ride of the valkyries'. Ik weet niet meer wie het dirigeerde, misschien Leopold Stokowski of Eugene Ormandy. Het subtiele geflakker van de vlammetjes in 'Feuerzauber' miste zijn uitwerking niet op mij, maar het was 'Ride of the valkyries' waar ik een dejà vu gevoel bij kreeg. Die muziek kende ik! Was dat niet...
•
Günther Treptow
Na herbeluistering besloot ik dat Wagner best de moeite waard was en ik leende in de Bibliotheek, toen nog op de Prinsengracht, een biografietje van de man. Wat bleek: die stukjes op mijn langspeelplaat en het singletje waren onderdeel van veel langere werken! Dus ging ik terug naar Concerto (of Joop daar toen ook al achter de toonbank stond weet ik niet zeker, maar het zou zomaar kunnen) voor het echte werk.
Als student had ik weinig geld en daarom koos ik voor de goedkoopste complete Wagneropname. Dat was een LP set van Heliodor, met daarop een opname van Tannhäuser. Günther Treptow zong de titelrol, Heinrich Schlussnuß was Wolfram von Eschenbach, Trude Eipperle vertolkte Elsa en Aga Joesten was Venus. Met een bij De Slegte opgeduikeld tekstboekje zette ik mij op de bank naast de platenspeler en toen gebeurde het wonder. Om te beginnen klonk deze ouverture heel ander dan die op de Music for the Millions plaat. Het langzame tempo dat dirigent Kurt Schröder in 1949 het Symphonie-Orchester des Hessischen Rundfunks oplegde, toverde een sprookjesachtige wereld tevoorschijn. Bij de eerste tonen van ‘Naht euch dem strande’ stond ik aan de poort van de Venusberg, waar Aga Joesten mij met buitenaardse boventonen (ze distoneert, maar doet dat zo meeslepend dat er voor mij nooit meer een andere Venus is geweest) een nevelige wereld inleidde. Ik stond nog als aan de grond genageld in mijn roze wolk toen ik een rechtse directe kreeg. Niet van Joesten, maar van Tannhäuser Günther Treptow. Iets in zijn stem ontroerde mij. Zoiets laat zich moeilijk uitleggen, maar er was iets in zijn timbre en dictie dat buiten de tijd leek te staan. Het was alsof Tannhäuser zelf via die platen tot mij zong:
‘Dir töne Lob! Die Wunder sei’n gepriesen...’
Het bleek slechts het begin van een rollercoaster die ruim drie uur duurde. In die tijd kon ook ik moeilijk kiezen tussen Venus en Elsa, terwijl ik werd gegrepen door de oprechte emotie die Heinrich Schlussnuß in ‘O du mein holder Abendstern’ uitstraalde, om tenslotte sprakeloos getuige te zijn van Tannhäusers verlossing door de dood. De manier waarop zijn stem overslaat als hij de mensheid wil vervloeken en dan zijn laatste, gepeinigde woorden ben ik nooit meer vergeten: ‘Heilige Elisabeth, bitte für mich.”
•
Stanley Kubrick
Naarmate mijn verschillende studies vorderden, eerst nog de kunstacademie, daarna filosofie, kreeg de opera mij in zijn greep. Aanvankelijk ging dat in het spoor van Nietzsche en Wagner, hetgeen al snel tot Mozart, Marscher, Weber en Beethoven voerde. Laatstgenoemde bleek een oude bekende, zij het dan in een uiterst moderne opvatting qua uitvoerignspraktijk...
Vooruitblikkend vanuit Wagneriaans perspectief, ontdekte ik uiteindelijk ook Richard Strauss. Dat was een componist die net als Beethoven zijn tijd ver vooruit bleek te zijn geweest, als het ging om muziek die zo descriptief was, dat deze bijna voor het witte doek gecomponeerd leek. Andermaal bleek het Stanley Kubrick te zijn, die mij onbewust op de komst van deze post-Wagneriaanse Messias had voorbereid:
•
La Divina...
Nog een fascinerende naam die in de context van Wagner langskwam was Giacomo Meyerbeer. Iedereen die hem beschreef noemde hem steevast de meest populaire componist van de 19e eeuw. Toch had ik niet de indruk dat de Franse Grand Opéra kon tippen aan de Italiaanse bron voor Wagner: Bellini’s Norma! Om te beginnen was Norma duidelijk de mooiste opera ooit gecomponeerd. Daarnaast was de EMI opname ervan voor mij de introductie tot het fenomeen... Maria Callas!
La Divina was er destijds in haar eentje voor verantwoordelijk dat ik de wondere wereld van de Italiaanse opera ontdekte. Heel verklaarbaar, want ze had zich bij EMI en via de eerste cd-live opnamen op labels als Melodram, Verona en later ook Gala, van Gluck en Cherubini via Donizetti en Rossini dwars door het Italiaanse operarepertoire gezongen, met als eindpunt Puccini’s Turandot.
•
Leo Riemens
Nu hadden al die obscure live-opnamen niet altijd tekst en uitleg in plaat of cd bijgesloten en daarom kocht ik al snel ‘Elseviers Groot Operaboek’ van Leo Riemens. Sommige samenvattingen spraken zo tot mijn verbeelding dat ik opera’s langs dat criterium probeerde te vinden. Rusalka, dat was nog eens een verhaal! En dan vond je uiteindelijk de Supraphon opname van Dvoraks versie wel in Concerto, maar dat mocht natuurlijk niet baten. Hoe mooi Dvoraks ‘Maanaria’ ook is, het was mij onverdraaglijk te weten dat er ook een Melodia opname van Dargomiszhky’s Rusalka moest bestaan, zonder dat ik die kon beluisteren. Pas halverwege de jaren negentig vond ik Dargomiszhky’s versie in een museum in Krasnojarsk, te Siberië. Toen ik de museumdirecteur vertelde dat ik daar zo lang van had gedroomd, kreeg ik de platen spontaan cadeau. Zo’n zwaar naar beenderlijm stinkende 3LP Melodia set moest je dan nog wel even mee naar Nederland slepen, maar de stank had ik er graag voor over. In het internetloze tijdperk moest je immers maar zien of je zo’n plaat ooit nog tegen kwam. Voor dergelijke rariteiten was je immers aangewezen op het internationale ruilcircuit. Daarbij ruilden we VHS banden en cassettebandjes met mensen uit Amsterdam, Londen, Parijs of New York. Prachtige getypte lijstjes met titels kreeg je dan thuis en jij stuurde dan jouw lijstje terug. Obscure opnamen van vergeten werken en componisten bleken zo vaak toch ergens in Verweggistan op een bandje te bestaan, opgenomen van de radio ter plaatse.
•
Zangers
Tijdens dergelijke ontdekkingsreizen kreeg je de zangers daarbij als het ware cadeau. Bij rariteiten was dat niet altijd geheel bevredigend, al mag ik tot op de dag van vandaag graag naar Supraphon zangers uit de jaren vijftig luisteren als Ivo Zidek en Milada Subrtova. Bij Melodia ontdekte ik de bassen Mark Reizen en Boris Christoff. Hungaroton bracht Goldmarks schitterende opera Die Königin von Saba en de stemmen van Siegfried Jerusalem, Veronica Kincses en Klára Tácacs. CBS Masterworks bracht Mascagni's Iris met Ilona Tokody en Plácido Domingo en een ongeëvenaarde uitvoering van Mahler II onder Lorin Maazel met Jessye Norman en Eva Martón. Maar de dankbaarste leidraad om betoverende zangers te vinden bleek ook nu weer Maria Callas. Bij haar platen kreeg je Giuseppe Di Stefano, Mario Del Monaco, Fedora Barbieri, Giulietta Simionato, Tito Gobbi en last but not least... Franco Corelli zomaar cadeau! En dan had je daarbuiten nog de onnavolgbare Magda Olivero – die had wat mij betreft helemaal geen collega’s nodig!
Genoemde zangers hoorde ik heel veel liever dan sommige andere zangers met wie Callas om alle verkeerde redenen ook wel zong in die dagen. Maar dat terzijde, of ook weer niet. Want eigenlijk betreft het hier een wezenlijk punt in mijn ontwikkeling als operaliefhebber: het accent verschoof in die tijd van de muziek naar de stem. Hoewel ik een Bellini bewonderaar ben en blijf, zal ik een Bellini cd toch afzetten als de vocalisten mij niet een magisch gevoel geven.
Die gewaarwording was het vertrekpunt van een nieuwe zoektocht. Enerzijds voerde die terug naar de zangers uit Verdi’s dagen als de scheppers van Falstaff, Iago en Otello, Victor Maurel en de op zijn terrein ongeëvenaarde Francesco Tamagno. Anderzijds leidde deze via Mirella Freni, Renata Scotto en Cristina Deutekom naar de hedendaagse barokrevival met Diana Damrau, Joyce DiDonato, Karina Gauvin en Philippe Jaroussky. Dan zijn er de bel canto en Puccini sopranen als Angela Gheorghiu of Anna Netrebko. Tenoren als Domingo, Pavarotti en Carreras zijn tegenwoordig sterk opgevolgd door Rolando Villazon en Jonas Kaufmann. Dit zijn grotendeels zangers die ik in mijn hoedanigheid als publicist voor Villa d’Arte, Luister en de GPD kranten ook heb mogen ontmoeten.
•
Vlaamse opera’s
Hoewel het niet lang duurde voor ik een groot deel van de opera’s die Riemens in zijn Groot Operaboek vermeldde had verzameld, bleek het uiterst lastig om Riemens compleet te krijgen. Sterker nog, dat is tot op de dag van vandaag nooit gelukt. Want die vermaledijde twee opera’s van Jan Blockx, De herbergprinses en De bruid der zee, ontbreken. Er bestaan slechts enkele Belgische Edison-cylinderopnamen van een aria uit ieder, alsmede een Vlaamse radiopname van de tweede akt uit De Herbergprinses.
Litho: Jan Blockx (portrait)
Jan Blockx mp3: De bruid der zee (The sea bride) 'Het waren twee koningskinderen' (Laurent Swolfs (bt); Pathé 50046-9459/CD opera.be)(© Collection Yves Becko):
De ongrijpbare Jan Blockx… Op zoek naar die twee titels vond ik de gekste dingen: opera’s van Paul Gilson en August de Boeck bijvoorbeeld. Prachtige werken, met name Gilsons Wagneriaanse Prinses Zonneschijn fascineerde mij zo, dat ik nieuwsgierig werd naar hetgeen er in het fin de siècle in Nederland en Vlaanderen nog meer was gecomponeerd… Het voorlopige resultaat treft u op 401NederlandseOperas.nl.
•
Darclée
En dat betreft dan nog de opera’s, maar wat te denken van die stekende opmerking onder Riemens Tosca hoofdstuk, waar hij schrijft meer dan 89 opnamen van ‘Vissi d’arte’ te bezitten, behalve die van de creatrice Hariclea Darclée, die ‘naar verluid zo zeldzaam is dat niemand haar ooit gezien heeft.’ Ik werd zo nieuwsgierig naar die ongrijpbare dame, dat ik in 2012 na twintig jaar onderzoek haar biografie heb voltooid.
Het is dit vermogen van Riemens om mensen enthousiast te maken, dat ik bewonder.
•
Nederlandse opera’s
Lang voor ik de Blockx-opnamen vond, had ik mij al wel met Nederlandse componisten uiteengezet. Uit pure nieuwsgierigheid en vanwege de soms stuitend fraaie hoezen kocht ik door de jaren heen een keur Donemus platen van componisten als Piet Ketting, Louis Andriessen, Tristan Keuris of Ton de Leeuw.
In de jaren zeventig maakte de subsidiecultuur dat die uitgaven heuse kunstwerken op zich werden, met lijvige boekwerken, niet zelden inclusief partituren die er véél indrukwekkender uitzagen dan ze klonken.
In 1986 volgde dan eindelijk eens een ‘Nederlandse’ opera, toen in september De Stopera, tegenwoordig Het Muziektheater, opende met de wereldpremière van Otto Kettings opera Ithaka, waarvan hier het begin van de proloog in de bar met Angel (Charlotte Margiono) in mp3:
Ik herinner mij dat ik teleurgesteld was dat dit mooie nieuwe theater (nou ja, ik vond het mooi...) opende met een Engelstalig Nederlands werk. Om maar met een popzanger van die jaren te spreken, was dat achteraf een sign of the times. Maar ik kocht de plaat wel. Deze is inmiddels een gekoesterd bezit, omdat ze nooit op cd is verschenen. Net als de illustere plaatopnamen van de collectief door Louis Andriessen, Jan van Vlijmen, Peter Schat, Reinbert de Leeuw, Micha Mengelberg, Harry Mulisch en Hugo Claus geconstrueerde jaren zestig opera Reconstructie, en Peter Schats Houdini, A circus opera.
Naar mijn bescheiden mening is Reconstructie een onderschat conceptueel werk (daarover meer op 401nederlandseOperas.nl), maar... ik had er wel 25 jaar voor nodig om dat zo beslist op te kunnen schrijven:
Schats Houdini was als spektakel misschien een werk dat op langspeelplaat niet optimaal uit de verf kwam, maar dankzij dit videofragment uit de archieven van het Nederlands Theater Instituut is nu duidelijk dat de aanwezigen bij de spraakmakende wereldpremière in de piste van Koninklijk Theater Carré getuige waren van een bijzondere creatie:
•
Nederlandse zangers
Met Nederlandse zangers is het op het eerste gezicht beter gesteld dan met Nederlandse componisten, maar schijn bedriegt. Uiteindelijk gaat het om een handjevol zangers die internationaal zijn doorgebroken sinds het uiteenvallen van De Nederlandse Opera als ensemble-opera in 1965 en dat niet zelden pas nadat deze zangers naar het buitenland uitweken. Talent van eigen bodem is hier bijna vijftig jaar lang versmaad als je voorbijgaat aan Gré Brouwenstijn, Elly Ameling, Cristina Deutekom, Charlotte Margiono en heden ten dage Eva-Maria Westbroek. Bariton Henk Neven ontwikkelt zich gestaag en heldentenor Frank van Aken kent men in Wagnertempel Bayreuth beter dan hier. Van de andere 1001 namen zijn de meeste volstrekt vergeten, voor zover ze niet zijn geconserveerd op die onvolprezen mooie 10CD-set uit de nadagen van het ooit zo roemrijke Philips label: Het puik van zoete kelen.
Het was die anthologie die mijn oor voor Nederlandse zangers in de ruimste zin des woords opende. Maar zoals gezegd hoefde ik mij daar verder niet druk over te maken, want de Nederlandse zanger was immers al in goede handen bij Joop Lindeijer en zijn DutchDivas website.
Zoals Riemens Groot Operaboek een voorbeeld is bij mijn opgave een bloemlezing der Nederlandse operaliteratuur samen te stellen onder 401NederlandseOperas.nl, zo is Lindeijer mijn voorbeeld bij het voortzetten en uitbreiden van 401DutchDivas.nl.
Have I said too much?
There's nothing more I can think of to say to you
But all you have to do
Is look at me to know
That every word is true
(Andrew Lloyd Webber: Evita ‘Don’t cry for me Argentina’)
RS