Paolo Gorin
Paolo/Paul Gorin werd op 19 april 1916 geboren in Leipzig uit Russische ouders. Hij zong al vanaf zeer jonge leeftijd en gaf op zestienjarige leeftijd zijn eerste concert in Leipzig: een recital van Schubert liederen. Kort daarna vertrok hij naar Italië om in Milaan en Rome zang te gaan studeren. Tussen 1936 en 1939 zong hij operarollen in Praag, Triëst en te Parma bij Teatro Regio di Parma, o.a. tijdens het Stagione Lirica Carnavale op januari en februari 1938 in Puccini's La Fanciulla del West (Jake Wallace) en in Verdi's Rigoletto (Monterone). Naast zijn opera studies probeerde Paolo werk te vinden als cantor, maar dat was niet makkelijk, zoals te lezen valt in Recollections from the Synagogue in Florence door dr. Enzo Nitzani: 'In mijn kindertijd waren de nazi's al aan de macht en de synagoge was vol met vluchtelingen uit Duitsland en later Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije. Ik hoorde voor het eerst Jiddisch gezongen door Paolo Gorin, een zanger die uiteindelijk een beroemde bariton werd in Israël en later in Amsterdam, maar in die tijd slaagde hij er niet eens in een baantje te bemachtigen als derde cantor in de synagoge ...'
Vlak voor zijn debuut in La Scala in Milaan werd Gorin in Calabrië geïnterneerd. Na zijn bevrijding kwam hij in 1944 naar Erets Jisraeel en speelde daar een belangrijke rol in de opbouw van de Israëlische opera. De bekende Israëlische componist Marc Lavry schreef voor hem de hoofdrol in zijn opera Dan Hasjomeer. In 1951 was Gorin in Nederland op doorreis naar New York waar hij in de City Centre Opera zou optreden. Hij zong een aantal gastvoorstellingen bij de Nederlandse Opera in Amsterdam en kreeg er een vaste aanstelling als eerste bariton. In 1962 kreeg Paolo Gorin de Nederlandse nationaliteit.
Zijn debuut in Nederland maakte Gorin als Giorgio/vader Germont in Verdi's La traviata op 23 augustus 1951 in het Kurhaus te Scheveningen. Violetta werd gezongen door Louise de Vries, Alfredo door Chris Scheffer. Hij had hier een lange succesvolle carrière tot aan 1965, het jaar waarop de Nederlandse Opera ontbonden werd. Daarna trad hij nog regelmatig op als gast in de daarna opgerichte Nederlandse Operastichting. Zijn laatste optreden was als Frank in Strauss' Die Fledermaus op 28 augustus 1969 in de Stadsschouwburg te Amsterdam.
Paolo Gorin zong ook in operavoorstellingen in het kader van het Holland Festival en was tevens een hooggewaarde concertzanger. Zijn belangrijkste operarollen waren Rigoletto, vader Germont in La Traviata, Posa in Verdi's Don Carlos, Renato in Un ballo in maschera, Scarpia in Tosca, Sharpless in Madame Butterfly, Gianni Schicchi van Puccini, Figaro in De barbier van Sevilla, Taddeo in Rossini's Italiana in Algeri, Guglielmo in Così fan tutte, Escamillo in Carmen, Zurga in Les pêcheurs de perles van Bizet, Wolfram in Tannhäuser en Tomsky in Pique Dame van Tschaikovsky. In 1960 werkte hij in Amsterdam mee aan de première van de opera Martin Korda van Henk Badings.
Behalve in het serieuze repertoire was Paolo Gorin ook actief in het lichtere genre. Zo zong hij met zeer veel succes in de 60er jaren in de musical Anatevka de rol van Tevje in Düsseldorf, Hamburg en Berlijn.
In 1969 werd hij cantor van de synagoge van Amsterdam. Reeds vanaf eind 60er jaren begon Paolo/Paul Gorin de toenmalige cantor Harry Ereira af en toe te vervangen. Gorins wijze van dawwenen/bidden combineerde de bravoure van de opera met een gedegen kennis van het Hebreeuws en een groot gevoel voor chazzanoet/joodse religieuze muziek.
" ... 'Op een Zondagavond in de nazomer van 1968 had tijdens een koorrepetitie een geluid geklonken van een heel ander kaliber dan tot dusver. Op de repetitie voor de generale voor de Hoge Feestdagen trad Paul Gorin op als vervanger van Harry Ereira. De tonen van het Omnam Keen voor Kol Nidree zouden de eerste zijn van een ontelbare reeks gedurende bijna vierentwintig jaar.'
Levend Joods Geloof 1992, Joppe Poolman van Beusekom
Hij zou achttien jaar lang de Amsterdamse gemeente leiden met zijn prachtige stem en zijn warme nesjomme/bezieling. En niet alleen in Amsterdam zong hij; ook reisde hij regelmatig naar de kleinere gemeenten. Daarnaast was hij een onmisbare leraar voor de vele amateur chazzanim (chazan/cantor die de gebedsdienst leidt) die zowel in Amsterdam als in de andere LJG's (Levend Joods Geloof) de muzikale leiding van de diensten op zich namen.
Paolo Gorin was een man die wel van een geintje hield. Erna Spoorenberg schreef in haar boekje - Daar lig je dan (1962) - het volgende over hem:
" ... Wanneer ik 's morgens het theater binnenwandel - in dit geval via de artisteningang van de Amsterdamse Stadsschouwburg - en nog even op het mededelingenbord wil kijken in welk lokaal mijn repetitie is... tien tegen één, dat ik een stem achter mijn rug hoor, die zegt: 'Zo, kiend! Heb je die mop al gehoord? Twee handelaars in ongeregeld ...' En dan volgt steevast de beslist allerlaatste en allerbeste van de week.
Ik behoef niet eens om te kijken, evenmin als welk lid van de Nederlandse Opera dan ook. Want waar we ook zijn, op het toneel, of in een repetitielokaal, in de gangen of in de cantine, altijd en overal is er die stem: de enige, echte en onvervalste van Paolo Gorin. Ieder theater, elk gezelschap kent zo'n figuur, die het leven tussen en achter de coulissen met zijn humor en zijn onverwoestbaar optimisme opfleurt. Die de wandelgangen opvrolijkt en bij een taaie repetitie het collectief humeur op peil weet te houden. Zo'n man is Paul.
Zonder hem is het instituut De Nederlandse Opera eenvoudig ondenkbaar. Hij zelf zegt dan ook: 'Als de opera mij niet had. .. nou, dan hadden ze iemand anders!' Ik ben geneigd te denken, dat hij slechts (en slecht!) door een veelvoud van zangers te vervangen zou zijn. Want wist u, dat deze humoristische vrijetijds-besteder meer dan 50 (vijftig!) rollen bij ons nationale operagezelschap gecreëerd heeft? Dat is zo'n respectabel en uitzonderlijk aantal, dat weinig zangers in de wereld hem hierin zullen evenaren, laat staan overtreffen...."
Paolo Gorin overleed op 1 april 1992 te Amsterdam.
"... Een frappante datum trouwens want hij was een man die altijd een grapje of een mopje had...." Pino Gorin
Bronvermelding: o.a. Levend Joods geloof nr. 2 2003, Josée Wolff; Kutch/Riemens Lexicon; Annalen van de Operagezelschappen.
Verdi, uit Rigoletto: Cortigiani, vil razza dannata :
Plaatopnames: MMS (hoogtepunten uit Il barbieri di Siviglia, hoogtepunten uit Rigoletto, met o.a. Anny Delorie), Saga (Hoogtepunten uit La Traviata met Virginia Zeani), Philips (Aus einem Totenhaus van Janácek) en Concert Hall (Masetto in een volledige uitvoering van Don Giovanni uit 1958).