Johannes Messchaert
1900, " ... 20 Maart had de tweede soirée musicale plaats waarop Mengelberg als pianist en Messchaart als zanger zich lieten hooren. Deze keer waren de diplomaten aanwezig en had de avond een minder huiselijk type al was het toch ook weder een avond van groot muziekaal genot ... "
1908, " ... 3 April, Tweede Soirée-Musicale. Messchaert en Röntgen lieten zich hooren. De eerste was bijzonder goed bij stem. Ik zat bij 't tweede gedeelte op de canapé naast de lieve Kon. Moeder en wij spraken nog even over muziek ... "
1900, 1908, uit de dagboeken van Cornélie, barones van Wassenaer, geb. barones van Boetzelaer (1868-1916), dame du palais van koningin Wilhelmina.
Johannes Messchaert is een van de grootste zangers, die Nederland ooit heeft voortgebracht. In het muziekleven nam hij zo'n belangrijke plaats in, dat in het concertgebouw in Amsterdam zijn portret, geschilderd door Jan Veth, is opgenomen in de galerij der groten. Ook de portretten van Aaltje Noordewier-Reddingius en Gré Brouwenstijn hangen daar. Hij was rond 1900 in Europa zo bekend, dat een brief door Brahms vanuit Ischl geadresseerd:
An Herr Professor der Musik
Johan Messchaert
Amsterdam (Holland)
zonder probleem werd bezorgd.
" ... De zangkunst van Messchaert is een symbool geworden. Er ging een magische bekoring van hem uit. Niet alleen omdat het muzikale element bij hem zo goed verzorgd was, ook niet omdat het woord, in al zijn geheimzinnige kracht, bij hem zo goed tot zijn recht kwam, maar omdat de klank van zijn stem, in haar prachtvolle resonans, het gewillige werktuig was om de intiemste zielsuitingen tot leven te brengen. Het was vooral de halve stem, het mezza voce, waarmee Messchaert wonderen kon doen. Nooit heb ik van een bas zulke onbeschrijfelijk teere, zachte klanken gehoord, en door de aanwending van dit piano wist hij aan menig lied een voordracht te geven, die een nieuw licht wierp op de compositie. „Meerestille", van Schubert, dat bij ieder ander zanger geen indruk zou maken, werd bij hem een juweel van verrukkelijke schoonheid. Messchaert was de ongeëvenaarde meester van het lied. Begrijpelijk is het dan ook, dat Schubert door hem meer werd vereerd dan ieder ander componist. Men mag zeggen, dat deze meester door hem „ontgonnen" is. Liederen die men nooit vroeger had gehoord, b.v. "An Schwager Kronos", "Gruppe aus dem Tartarus" en zovele anderen, werden door Messchaert uit de vergetelheid gehaald. Maar ook Schumann, met zijn „Dichterliebe, Liederkreis en Liederreihe" werd graag gezongen. Messchaert hield er van, cyclische gezangen voor te dragen; zo b.v. ook Beethoven's „An die ferne Geliebte", Brahms' Magelone-Romanzen, enz., enz. Later was Hugo Wolf een der door hem graag gezongen meesters. Niet te vergeten ook Löwe met zijn dankbare ballades en zijn virtuoos uitgesproken "Kleiner Haushalt".. "
Anton Averkamp, 1929
Op 22 augustus 1857 werd Johannes Martinus Messchaert in Hoorn geboren. Hij was de zoon van Pieter Messchaert en Maria Schouman. Vader was eigenaar van een winkel voor gereedschappen en ijzerwaren. Zijn muzikale interesse gaf hij vorm in het voorzitterschap van het Hoornse koor "Sappho". Moeder kwam uit een Dordts geslacht dat enkele schilders had voortgebracht.
Johan had aanleg voor muziek - op jeugdige leeftijd ontving hij al vioollessen van H.F.A.Utermöhlen - maar moest van zijn ouders een degelijk vak leren. Op de middelbare school wilde het niet lukken. Daarom werd hij naar Arnhem gestuurd om tot bloem- en boomkweker te worden opgeleid. Hij werd ondergebracht bij de familie Meyroos die in 1862 vanuit Hoorn naar Arnhem was verhuisd. De heer Meyroos werkte daar als violist en het was dan ook vanzelfsprekend dat de muzikale, aankomende bloemist de beginselen van het vioolspel werden bijgebracht. Johan werd regelmatig gevraagd om op het zoontje des huizes te passen. Hij vermaakte het ventje dan vaak door liedjes voor hem te zingen, waarbij hij zichzelf pizzicato op de viool begeleidde. De heer en mevrouw Meyroos waren zo van zijn stem verrukt dat zij hem de raad gaven een zangersopleiding te gaan volgen.
Omdat er in Nederland geen hoger muziekonderwijs bestond vertrok Johan na enkele maanden naar Keulen, waar hij zich op het conservatorium liet inschrijven. Zijn zangopleiding volgde hij daar bij Carl Schneider, een tenor die vroeger aan de opera te Rotterdam verbonden was en ook vaak in Nederland als oratoriumzanger is opgetreden. Na anderhalf jaar vervolgde hij te Frankfurt zijn opleiding bij Hiller, Joachim Raff, Carl Schneider en Julius Stockhausen, de laatste op zijn beurt een leerling van de beroemde pedagoog Manual Garcia. Zijn debuut maakte hij door onvoorbereid in te vallen voor de baspartij in Elias. De concerten volgden elkaar toen snel op. Zijn belangstelling ging steeds meer in de richting van het muziekdrama. Vandaar zijn vertrek naar de Koninklijke Muziekschool te München. Hij volgde daar lessen bij de regisseur Carl Brüllot, de zangleraar Hermann von Schmidt en de concertmeester Ludwig Abel. In 1881, na afronding van zijn studie, werd hij door Daniël de Lange overgehaald om naar Nederland terug te komen.
Tijdens de winter van 1881-1882 boekte hij daar de eerste successen als concertzanger. De Lange gaf met zijn koor kerkconcerten, waarbij de koornummers afgewisseld werden met solozang. Bij een van die concerten zong Messchaert een aria uit "Susanna" van Händel. Dit was de eerste kennismaking van het Nederlandse publiek met een zanger van buitengewone grootte. De volgende winter zong hij tijdens een concert van Toonkunst in de zaal van "Felix Meritus" slechts één nummer, met Julius Röntgen aan de piano: "Archibald Douglas", een ballade van Löwe. Een schok ging door de zaal. Daar was een zanger onder ons opgestaan, als Nederland nog nooit bezeten had. Eind 1883 nam hij met Daniël de Lange, Frans Coenen en Julius Röntgen het initiatief bij het tot stand komen van een conservatorium in Amsterdam. Tevens werd hij docent aan de Amsterdamse "Toonkunst" muziekschool.
Als concertzanger kreeg hij uitnodigingen vanuit alle grote muziekcentra in Europa. Zijn liederavonden waren zo beroemd, dat als hij b.v. in Berlijn optrad er ontelbare zangleraren en leraressen, gewapend met partituren, naar hem kwamen luisteren, aantekeningen makend over voordracht, opvatting en frasering. Het leek wel een openbaar college te zijn. Hij verwierf ook grote bewondering voor zijn vertolking van de Christuspartij in de Matthäus Passion van Bach, die door Mengelberg tot traditie was geworden. Met zijn vaste begeleider Julius Röntgen - zijn muzikale tweelingbroer - wist hij zijn gehoor met prachtige voordrachten tijdens liederavonden te boeien. Samen met hem maakte hij talrijke tournees door de meeste landen van Europa, waar zij grote triomfen oogstten. De verhouding tussen hen was zakelijk en menselijk, uitstekend. Na een feestelijke gelegenheid gaf Messchaert als volgt uiting aan zijn visie op zijn pianist:
"Hoort vrienden! 'k Zeg U thans met klem,
Het zichtbre deel is 't minst van hem;
't Onzichtbre kent men slechts door d'ooren
Wie Röntgen zien wil, moet hem hooren".
Door de vader van Röntgen kwam hij in contact met Brahms en Grieg. Componisten vonden het een eer wanneer hij hun werk in première wilde brengen. Hierbij traden zij vaak zelf als begeleider op, zoals Grieg in Nederland en Noorwegen. Met Mahler maakte hij een concertreis langs Duitse steden en ook met Richard Strauss stond hij op diverse podia.
Messchaert is ook opgetreden bij de Nederlandsche Opera-Vereeniging van de Groot, o.a. in 1895 als Rocco in Beethoven's "Fidelio" en als "König Heinrich" (Hendrik de Vogelaar) in Wagner's "Lohengrin". Tevens nog voor de Wagnervereeniging in concertante opera-uitvoeringen. Hier is het echter bij gebleven.
Jacques Urlus in zijn boek "Mijn loopbaan", over Messchaert:
" ... Ik moet nog even op de Matthäus Passion terugkomen, om te vertellen, dat ik daardoor het eerst Messchaert als oratoriumzanger heb leeren kennen. In Lohengrin en Fidelio had ik met hem samengewerkt, ondanks dit alles was zijn Christus' figuur voor mij een openbaring. Zoo denk ik aan hem het liefst. al had hij ontegenzeggelijk ook als operazanger zijn verdiensten.
Voor König Heinrich in Lohengrin was zijn stem misschien niet robuust genoeg, hetgeen ten gevolge had, dat hij wel eens door de anderen werd overschreeuwd.
Welk een fijn zanger Messchaert was, merkte men pas goed als hij de "Rocco" in Fidelio zong. Zijn "Helft den, helft den Armen" was hartverscheurend. Prachtig vond ik ook het gebed van Lohengrin.
Dat optreden van Messchaert vonden wij een gebeurtenis. Opvallend was het, hoe de zanger, die vreemd stond tegenover de opera en weinig had geacteerd, zijn rollen speelde en zich die terecht legde. Dat kan alleen een groot kunstenaar ... "
Naast zijn vele concerten gaf hij les aan het Amsterdams Conservatorium. Tot zijn leerlingen behoorden onder meer Aaltje Noordewier-Reddingius, Alphons Diepenbrock, Catharina van Rennes en Johanna Alma, zijn latere vrouw. Grote successen waren er ook met het Amsterdams Vocaal Kwartet, dat hij vormde met de sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius, de alt Cato Loman en tenor Johannes Rogmans.
Jammer genoeg was hij overgevoelig voor problemen met de stem. Om gezondheidsredenen vestigde hij zich in het najaar van 1900 in Wiesbaden. Geleidelijk aan begon zijn werk als docent een belangrijker plaats in te nemen dan zijn optreden. Hij moest steeds vaker concerten afzeggen. In 1917 was hij 40 jaar zanger en zong hij op 1 April onder leiding van Willem Mengelberg zijn laatste Christuspartij in de Matthäus Passion. Eind 1919 verliet hij het economisch ontredderde Duitsland en vestigde hij zich met zijn gezin in Zürich. Dat zelfde jaar gaf hij aan de heer J.C.Kerkmeyer toestemming om zijn naam aan de concerten te verbinden, die in het "Oude Park" werden gegeven. Hij volgde deze concerten vanaf de tapkast achter in de zaal. Zo ontstond de concertvereniging Johan Messchaert.
Na zijn afscheid als zanger genoot hij nog slechts vijf jaar van een huiselijk leven met zijn vrouw Johanna Alma en de tweeling Maris (Mieke) en Elisabeth (Els). Op 10 september 1922 stierf hij, kort na zijn 65e verjaardag aan een embolie na een geslaagde operatie aan de blindedarm te Küssnacht bij Zürich. Na een inzameling onder bewonderaars werd in Hoorn in 1925 een beeld - gewijd aan Messchaert - geplaatst in het parkje tegenover het station. Van zijn stem zijn nooit opnamen gemaakt, omdat hij vond dat de klank teveel werd vervormd. In het Westfries Museum te Hoorn bevindt zich een archief, door zijn vrouw en dochters bijeengebracht.
bronvermelding, o.a.:
De zangkunst en hare sterren, Anton Averkamp
Muziek omlijst, Rutger Schoute
Biografisch woordenboek van Nederland, deel 3