De Constantijn Huygens discografie

Als universeel genie was het bijna vanzelfsprekend dat Constantijn Huygens ook op hoog niveau musiceerde en componeerde, al liet hij zich daar slechts in beperkte kring op voorstaan. Met zijn lied- en psalmenbundel ‘Pathodia Sacra et Profana Occupati’ uit 1646 wilde Huygens vooral indruk maken op zijn muze van dat moment, klaveciniste en zangeres Utricia Ogle. Hij droeg de bundel psalmen, aria’s en airs idan ook op aan deze dochter van een Engelse militair. Het werk toont zijn kennis van de laatste mode in Italië en Frankrijk van dat moment. Naast Boësset klinken ook Monteverdi en zijn idool Luigi Rossi erin door. Dat Huygens zo bij de tijd was op muzikaal gebied kwam niet alleen door zijn correspondentie met collega-componisten, maar ook doordat hij zich via muziekhandelaren en reizigers steeds de nieuwste muziek uit alle windstreken liet bezorgen. Hij was van stand, bemiddeld en genoot groot aanzien onder de politieke elite van zijn tijd. Sinds 1637 was hij echter ook weduwnaar en toen de jonge Utricia Ogle (1611-1674) zich in 1642 aandiende raakte zijn hoofd op hol. Hij stuurde Ogle in de jaren die volgden tal van liederen die uiteindelijk in de ‘Pathodia Profana’ terecht kwamen, alle smachtend en frivool van karakter. Dat hij hoop koesterde was in die dagen logisch, want hij was ‘slechts’ vijftien jaar ouder was dan Utricia. Heat zet de oplopende mate van zelfvernedering in de liedteksten in een bijzonder licht. Hoogte- of dieptepunt is ‘Tu te trompes, Philis’.

Zwelgende erotiek

Zowel de Italiaanse aria’s als de Franse airs, aubades en sérénades lopen trapsgewijs op van milde verliefdheidskwelling tot zwelgend erotisch verlangen, om te eindigen in de schaamteloze pathetiek die later ook de befaamde Napolitaanse en Italiaanse canzoni uit de late 19de eeuw zou tekenen. Nooit bereikt de dichter zijn aanbeden Cloris, Clorinde, Calliste, Amarante, Amyntas of Philis, waarbij de laatste hem in het allerbeste geval met harde hand straft voor zijn gezeur – bij voorkeur met de zweep! ‘Con la candida man’ is ronduit masochistisch van karakter.

Constantijn Huygens, een verliefde dwaas

In 1644 kwam er een abrubt einde aan het contact, na niet nader omschreven ‘vrijpostigheden’ van Huygens’ zijde. Daarna volgde het onschuldige madrigaal ‘Già ti chiesi un sospir’, kennelijk een poging de relatie vlot te trekken. Dat lukte. Utricia trouwde met een voorname Engelse officier, het contact bleef in stand en in 1646 droeg hij de anoniem (hij was van adel en kon zich niet professioneel met muziek afgeven) uitgegeven Pathodia aan haar op. Uiteindelijk hebben de anecdote en de opdracht in de Pathodia Sacra e profana occupati’ ervoor gezorgd dat ook Utricia’s naam door de eeuwen is overgeleverd. De Koninklijke Bibliotheek bewaart zelfs een bijzonder fraai getekend portret van haar.

De herontdekking van de Pathodia Sacre et Profana 1934-2025

De klinkende herontdekking van de ‘Pathodia Sacra et Profana’ begon rond 1934, toen Aafke Komter-Kuipers in de ‘Muziek in den Muiderkring’-recitals in het Muiderslot op een nagebouwd klavecimbel met twee manualen de sopraan Saar van Alphen begeleidde in eigen arrangementen van liederen van Huygens, Sweelinck en tonelmuziek uit stukken van Bredero, Hooft, Starter en Vondel. In september 1937 zong Jo Vincent enkele psalmen uit de ‘Pathodia Sacra’ in Naarden. De doorbraak voor Huygens volgde in 1954, toen de alt Annie Hermes enkele van zijn liederen met citherbegeleiding uitvoerde in de Kleine Zaal van Het Concertgebouw. Ineens stond Huygens in de schijnwerpers. Nadat op 24 maart van dat jaar de radio-première met tenor Cornelis Kalkman en luitist Koos Tiggers plaatsvond, volgden uitvoeringen elkaar snel op.

Discografie

Huygens’ ‘Pathodia Sacra et Profana Occupati’ is momenteel beschikbaar in drie integrale opnamen. De eerste is een EMI-langspeelplaat uit 1979 met sopraan Elly Ameling en bas Max van Egmond; een NM-Classics cd uit 2000 met sopraan Anne Grimm, bas Peter Kooij, mezzosopraan Wilke te Brummelstroete en tenor Nico van der Meel. In 2020 volgde een Glossa opname met tenor Cyril Auvity, Marie van Rhijn op klavecimbel, orgel en luit en Myriam Rignol op viola da gamba. De opname met Ameling en Van Egmond heeft een nostalgische warmte die in de hedendaagse uitvoeringspraktijk niet snel meer zal worden bereikt. De Glossa opname uit 2020 gaat echter een reuzenstap verder. Begeleiding en vooral de vocale versieringen zijn op fascinerende wijze vertolkt naar nieuwe ideeën over hoe zulke muziek ooit voor het voetlicht kwam. Het gegeven dat Auvity als Fransman iedere nuance in de tekst spontaan en van binnenuit kan kleuren levert een volkomen andere accentuering op. Veel van de liederen, zelfs een oorwurm als ‘Con la candida man’ zijn nauwelijks nog te herkennen vanuit de Nederlandse traditie in dit stuk. Zo komen Auvity en zijn begeleiders waarschijnlijk het dichtst bij de sfeer en de klank waarin mevrouw Ogle deze stukken destijds gezongen zou kunnen hebben.