Arnold Spoel
De bariton Arnold Spoel, geboren in Dordrecht op 26 december 1859, volgde na een opleiding als onderwijzer zanglessen bij Henri Geul, Wilhelmina Gips en ook enige tijd bij Emil Fischer, de beroemde bas van de Duitsche Opera te Rotterdam. Daarna vervolgde hij zijn opleiding bij Carl Schneider in Keulen en bij Prof. Gustav Engel in Berlijn.
Hierna werd Spoel verbonden aan de Königstädttische Oper te Berlijn, daarna aan het Stadt-theater te Wesel am Rhein, waar hij ook enige opera's dirigeerde.
Rond 1880 was hij lid van Daniël de Langes a capella-koor. Na zijn korte carrière als operazanger en dirigent in Duitsland aanvaardde hij in 1885 een aanstelling als zangleraar aan de Koninklijke Muziekschool (Koninklijk Conservatorium) te Den Haag. Zijn zilveren jubileum werd op 1 mei 1910 op schitterende wijze gevierd. Alhoewel Spoel een relatief korte carrière als zanger maakte trad hij toch nog als concertzanger in alle steden van Nederland op. Bovendien zong hij in Antwerpen, Brussel, Hannover, Berlijn Keulen en Londen.
Als zanger, zangleraar en dirigent van een aantal koren, bovenal Spoel's Vocaal Ensemble, had Spoel een grote reputatie. Ook was hij actief als componist van koorwerken en liederen. Bij het huwelijk van koningin Wilhelmina dirigeerde Spoel een a capellakoor. Hij was directeur van Dameszangvereeniging Euphonia en de gemengde Zangvereeniging Melosophia, bovendien van het Fransche en Duitsche Kerkkoor. In 1902 richtte hij het Haagsche a cappella-koor op (Spoel's Vocaal Ensemble), waarmee hij o.a. in Antwerpen, Oostende, Parijs en Berlijn schitterend succes behaalde. Koningin Moeder Emma was beschermvrouwe van Spoel's Vocaal Ensemble met de nadrukkelijke beperking dit te blijven zolang Spoel persoonlijk directeur was.
Spoel schreef een veertig liederen, verschillende op Nederlandse gedichten, waarvan o.a. 'Van eene Koningsvrouwe' en 'Ons Princesje' populair zijn geworden. Ook schreef hij enige koren en twee werken met zangoefeningen (opus 8 en 43), enz. Spoel werd Ridder van de Oranje Nassau Orde; hij bezat de Roode Adelaar-orde 4e klas, was Officier de l'instruction Publique en erelid van verschillende verenigingen.
Arnold Spoel is op 11 december 1934 in zijn woonplaats Den Haag overleden.
'Van eene Koningsvrouwe' was destijds vrij populair, zowel de baritons Jos Orelio, Joseph Groenen en Thom Denijs hebben er plaatopnames van gemaakt. U kunt nu de uitvoering van Thom Denijs beluisteren.
Arnold Spoel, Van eene Koningsvrouwe, HMV C 4831, Londen juli 1928
Uit de krant:
ARNOLD SPOEL † Een populair vaderlander Pionier voor den Volkszang
Hedenmiddag even over vier uur is de beer Arnold Spoel in Bronovo overleden.
Wat zijn talrijke vrienden, toen hij naar het ziekenhuis moest, vreesden, is thans bewaarheid geworden. De operatie, waartoe de doktoren noode moesten overgaan om hem verlichting te schenken voor ondraaglijke pijnen, heeft geen baat mogen brengen en thans is het einde gekomen voor dezen tot voor kort schijnbaar zoo gezonden, krachtigen levenslustigen kunstenaar en menschenvriend.
Op zijn ziekbed heeft hij nog den Volkszang kunnen hooren, de vereeniging, waaraan hij zij hart had verpand en hij mocht het genoegen smaken, dat een zijner leerlingen dien eersten avond van zijn afwezigheid, de menigte hééft mogen voorgaan in den zang.
Spoel had, teekenend voor zijn persoon, de laatste weken het kinderlijke verlangen, zijn 75en verjaardag te mogen halen, bij welke gelegenheid hem zijn portret door Sommer vervaardigd, zou worden aangeboden. Het heeft niet mogen zijn en het toch nog ontijdig afbreken van dezen levensdraad, heeft hem voor veel lijden gespaard.
• • •
Arnold Spoel, geboren te Dordrecht, 26 Dec. 1859, werd, daar zijn vader hoofd eener school was, voor het onderwijs bestemd. Op 18' jarigen leeftijd behaalde hij de onderwijsacte en was daarop gedurende een half jaar onderwijzer te Maasdam. Reeds voor dien tijd, op 14-jarigen leeftijd ontving hij (tegelijk met Cornélie van Zanten) zangonderwijs in de koorklasse van Henri Geul, en daar deze bemerkte, dat zijn leerling talent bezat werd hem reeds op zijn l7e jaar toegestaan in een gemengd koor mee te zingen. Ook kreeg hij in dien tijd zangles van Wilhelmina Gips en spoedig werkte hij ook mede in een uitvoering van „Toonkunst" onder leiding van W. Kes. Het duurde niet lang of hij maakte den zang tot zijn beroep en nam afscheid van de school. Hij zong ook reeds in concerten, o.a. te Amersfoort, Nijmegen en Alkmaar. Zijn zangstudiën zette hij eerst te Keulen voort, en het is wel merkwaardig, dat zijn leermeester, Carl Schneider hem voor een tenor hield, terwijl later bleek, dat hij een echt baritongeluid had. Na de studie te Keulen ging hij naar Berlijn, waar hij onder leiding van Gustav Engel de operaklasse volgde. In dien tusschentijd (1880) zong hij met Messchaert, Rogmans, W. Gips en Cateau Esser in Daniël Langes a-capella-koor. Te Berlijn werd hij spoedig als 1e bariton in een nieuw opgerichte opera geëngageerd. Een half jaar later werd hem in het Stadttheater te Wezel een plaats aangeboden en fungeerde hij daar menigmaal ook als dirigent daar de kapelmeester er van door was gegaan. Zoo leidde hij „Das Glöckchen des Eremiten" en „Das Nachtlager von Granada". Na Wezel werd hem een engagement te Dusseldorp (!) aangeboden en tegelijk de betrekking van zangleeraar aan de koorklasse van de Kon. Muziekschool alhier en hij koos het laatste (1885). Onder zijn leiding breidde deze klasse zich bijzonder uit. In 1888 werd hij aangesteld tot leeraar aan de solo-klasse, gaf privaatlessen in de hoogste kringen en sinds dien tijd is de Residentie zijn woon- en werkplaats gebleven, hoewel hij aanbiedingen ontving om naar Amsterdam te komen en later naar Keulen.
• • •
Doch hij bepaalde zich niet tot het onderwijs alleen; hij nam compositieles bij Nicolai en Mann, in vioolspel bij J. G. Mulder en heeft een groot aantal liederen en koorwerkjes geschreven, waarvan „Van een Koningsvrouwe" op. 5 en „Wij willen Holland houen" op. 29 wel het populairst zijn geworden. Daarop trad hij te 's Hage en elders herhaaldelijk als solist op, organiseerde liederavonden en richtte in 1889 de dames-zangvereeniging „Euphonia", in 1897 de gemengde zangvereeniging ,,Melosophia" en in 1902 ,,Spoels Vocaal-ensemble" (a-capella-koor) op, voor het grootste deel gevormd uit zijn leerlingen, dat onder zijn leiding met veel succes, optrad in ons land, Duitschland en België en dat in November 1910 naar Parijs en Antwerpen ging met o.m. een koorwerk van Jan Blocx: fragmenten uit „Adam in Ballingschap", dat aan Spoel is opgedragen. Van Spoels Vocaal-ensemble is de Koningin-Moeder Beschermvrouwe geweest. Te Hannover gaf «Spoels Vocaal" in 1910 met groot succes een uitvoering van Volksliederen en oud-Hollandsche liederen. Den 1en Mei 1910 vierde hij zijn 25-jarig jubileum als leeraar aan de Kon. Muziekschool (nu Conservatorium) onder zeer veel blijken van deelneming en waardeering. Onder de geschenken, welke hem werden vereerd, was ook een geldsom, welke de jubilaris wenschte te besteden om uit de rente daarvan jaarlijks een ,,Arnold Spoelprijs" uit te reiken onder zijn leerlingen. Vijftien jaar later mocht hij onder groote blijken van belangstelling aan deze instelling zijn 40-jarig jubileum vieren en toen hij op den daartoe aangewezen leeftijd met pensioen ging, had de meester een carrière achter zich, waarop hij steeds met voldoening heeft kunnen terugzien, want een groot aantal zangers en zangeressen heeft hij opgeleid, onder wie Anna Kappel *), Maartje Offers, zijn dochter Greta die jaren lang als „Kammersangerin" aan 't Hof-theater te Hannover verbonden is geweest en vele anderen. Hoezeer men den zanger en leeraar heeft gewaardeerd, is gebleken bij de viering van zijn 70en verjaardag, toen hem een aubade werd gebracht voor zijn gastvrije woning aan de Adriaan Pauwstraat.
*) Anna Stronck-Kappel, sopraan (1875-1967)
• • •
Zij laatste jaren, de periode van rust voor zoovelen. waren een aaneenschakeling van werkzaamheden, want Spoels lust en leven was werken en daarvan heeft de Haagsche afdeeling van de Vereeniging voor den Volkszang de vruchten geplukt, want die Volkszang en zijn eerlijke strijd voor het Nederlandsche lied vulden zijn leven. De „Spoelavonden" ontstonden en groeiden, kwamen na een kort verblijf in Diligentia in het groote Gebouw voor K. en W, waar ze na eenige omzwervingen hun glorieuze rentrée mochten maken en war Arnold Spoel nog het seizoen 1934/1935 schitterend heeft ingezet met een stampvol en enthousiast zingend publiek. Immers, wie daar kwamen, kwamen om te zingen onder zijn opwekkende pittige leiding en de allerhoogste in den lande, onder wie alle leden van het Koninklijk Huis hebben daar de suggestie van zijn persoon ondergaan en de nationale liederen uitgejubeld. Wat Spoel voor zijn Vorstenhuis heeft gedaan, mag in dit verband wel in herinnering worden gebracht. Hij was een echte Oranjeman, een echte Vaderlander, en geen Volkszangavond of de eerste coupletten van het Oude Wilhelmus gingen ter inleiding.
Met zijn Volkszangkoor, gevormd uit de leden van Volkszang, repeteerde hij jaren lang elken Dinsdagavond en de schitterende successen door hem met dit gezelschap in Frankfort en omgeving behaald, zullen bij alle koorleden en bij velen onzer lezers nog in goede herinnering zijn gebleven.
En nu is een einde gekomen aan dien schat van levensblijheid, levenslust en opoffering, want veel deed Spoel voor anderen en niet altijd heeft hij daarvoor erkentelijkheid gevonden, waarom het hem trouwens niet te doen was.
Hij was een rasartist, met de schoone en de zwakke eigenschappen van den kunstenaar, maar een levenskunstenaar en boven alles Nederlander en zóó zal zijn kranige figuur bij duizenden landgenooten blijven voortleven.
Het Vaderland, 11 december 1934, 's-Gravenhage