Henri Albers Artikelen
NRC 18 september 1926
Henri Albers †
Henri Albers is te Parijs gestorven in den ouderdom van zestig jaar. Een tijding, die het jongere geslacht weinig zeggen zal, doch ontroerend moet zijn voor hen, die zich de goede oude Nederlandsche Opera van De Groot en Van der Linden herinneren.
Henri Albers, in 1866 te Amsterdam geboren, toonde al vroeg artistieke neigingen, doch zijn ouders hadden daar weinig mee op en deden den jongen, nadat hij behoorlijk gestudeerd had, als klerk op het bureau van den Franschen consul; zijn mooie stem trok overal de aandacht, ook die van De Groot, die er onmiddellijk op uit trok om den jongen zanger te engageren voor zijn gezelschap. Albers debuteerde in 1886 als Mephisto, zong weinig dagen later de Saint Bris-partij uit Les Huguenots, toen die van Lothario uit Mignon en was een beroemd man geworden. Hij was in die dagen de sier van de Nederlandsche Opera. Ook hem zouden wij niet lang houden: Massenet, die Albers hoorde, was zoo opgetogen, dat hij hem mee naar Parijs nam; daar kreeg hij eerst nog wat lessen van Fauré en toen brak Albers groote tijd aan: hij werd eerste bas aan de Fransche Opera te Antwerpen, ging van daar naar Bordeaux, maakte een groote reis door Amerika en verbond zich toen aan de Opera Comique te Parijs, waaraan hij vele jaren gewerkt heeft.
Wij herinneren ons Albers als een van de beste operazangers, welke ons land opgeleverd heeft; hij was een man van eruditie, had een prachtig barytongeluid en beschikte over belangrijke gaven als tooneelspeler.
Kunst
Henri Albers †
De 'Petit Parisien' meldt het overlijden van den operazanger Henri Albers. Voor het jongere geslacht zal deze tijding geen bijzondere emotie zijn, doch des te meer voor de ouderen onder ons, die dezen voortreffelijken kunstenaar hebben gekend en van zijn prestaties onvergetelijke herinneringen bewaren. Want Albers was niet alleen een zanger, begaafd met een zeldzaam mooi en uitmuntend geschoold orgaan, doch ook een veelzijdig en diep ontwikkeld kunstenaar, die zijn zang en spel wist te gebruiken als de voertuigen eener indrukwekkende uitbeelding; zang en spel waren bij hem saamgegroeid tot een harmonische eenheid en naar het innerlijk ontwikkeld. Dat maakte zijn vertolkingen van rollen als Rigoletto, Jago, Scarpia, e.a. zoo superieur.
Een jaar geleden vierde Albers zijn veertig-jarig kunstenaarsjubileum. Bij die gelegenheid hebben wij in het kort aan zijn loopbaan herinnerd, die slechts voor een klein gedeelte over Nederland liep. Helaas - ons land kon wel een figuur als Albers voortbrengen, doch hem op den duur niet de omstandigheden bieden, waaronder zijn talent tot volle ontplooing kon komen. Zoo kwam hij eerst te Antwerpen en daarna spoedig te Parijs; hij werd Franschman en is het gebleven. Nog een enkele maal mocht men hem - dat is ook al weer heel lang geleden - hier als gast zien. Doch sindsdien hoorde men te onzent allen van zijn succesen in den vreemde.
Het indertijd ook door ons geopperd denkbeeld, Albers in staat te stellen, zijn zangersjubileum ook in zijn geboorteland te vieren, is niet verwezenlijkt. Waarom het niet kon - wij zullen ons er thans niet in verdiepen. Wij kunnen nu allen een woord wijden van oprechte dankbaarheid aan de nagedachtenis van een groot kunstenaar, die trots alles toch ook een der onzen was.
Albers' laatste optreden in Nederland viel in 1910, naar aanleiding van zijn vijfentwintigjarige zangersjubileum. Te Amsterdam zag en hoorde men hem als "Le Cheminiau", te 's-Gravenhage als "Scarpia". Bij die gelegenheid heeft hij onzen Parijschen correspondent een en ander van zijn loopbaan verteld, hetgeen thans nog belangwekkend genoeg is, om het hier weer te geven:
"Van kind af aan heb ik zin gehad in het toneel. Dat was helemaal niet naar den zin van mijn ouders; mijn vader, een rechtzinnig Lutheriaan, had mij liever een kalme aannemer zien worden, zooals hij zelf was, en zag in zulk een planken-leven niets dan zonde en verdoemenis.
"Maar toen ik de burgerschool afgeloopen had, en nog altijd niet van opinie veranderd was, mocht ik dan toch naar de Tooneelschool. Gelukkig heeft de brave man nog lang genoeg geleefd om mijn succes mee te maken, en zich erover te verheugen, dat hij me mijn zin had laten doen.
"Na mijn studiejaren, waarbij vooral mevrouw Kleine-Gartman (Maria, Johanna, 1818-1885, J.L.) mij op alle manieren geholpen heeft, debuteerde ik in September '84 in het gezelschap van Bamberg en Charlier, die toen den "Salon des Variétés" bespeelden.
"Bamberg had de verstandige gewoonte om zijn jongelui eerst in de provincie te laten spelen om ze er vast wat aan te laten wennen, en zoo trad ik dan voor het eerst op in den schouwburg te Delft. Wat herinner ik me dat nog goed! Het stuk heette 'De dochter van den admiraal' en ik moest zingende opkomen. Daar was nog haast een ongeluk mee gebeurd, want bij de repetities in Amsterdam was er altijd een orkest geweest om te begeleiden en toen ik zonder in Delft optrad, wist ik niet wat me gebeurde, want ik kijk de zaal in en er is geen muziek? Niets dan een man achter de schermen, die zoo hard hij kon op een viool zaagde, en "vooruit, doorzingen!" riep toen ik in mijn verbazing op wilde houden. Ze hadden me vergeten te waarschuwen dat het buiten met de muziek op een goedkoopje ging! Gelukkig was ik gauw over mijn verbouwereerdheid heen en alles liep best.
"Twee jaar ben ik in den 'Salon' gebleven, en omdat ze daar wel gemerkt hadden dat ik een goede stem had, lieten ze mij zooveel mogelijk rollen spelen waarin wat te zingen viel. Toen begon De Groot met zijn Opera, eerst nog weer een operette-gezelschap, en die wou me met alle geweld hebben. Ik kon krijgen wat ik wilde, al was het tien gulden in de week! .... daar heb ik toen allerlei operettes gezongen, de 'Bettelstudent', 'Canard aux trois bees', hoe noemen jullie het ook weer .... 'De eend met de drie snavels'. Met m'n Hollandsch heb ik tegenwoordig wel wat moeite, vooral als ik het schrijven moet. Ik ben langzamerhand zoo helemaal verfranscht! ....
"Zoo kreeg ik langzamerhand een beetje muzikale opvoeding, maar het rechte kwam toch eerst toen ik kennis maakte met den heer Jahn, directeuer van de Fransche Opera in Den Haag, en diens dochter, tegenwoordig mijn vrouw. Meneer ....
hier eindigt helaas het knipsel
Henri Albers †
Op het 'Cimetière parisien' te Saint Ouen bij Parijs is het stoffelijk overschot van Henri Albers onder zeer groote belangstelling ter aarde besteld. Een dichte menigte stond langs den weg geschaard en allen ontblootten eerbiedig het hoofd toen de stoet voorbijging. Een overvloed van kransen en bloemen dekte de baar.
Op het kerkhof sprak de heer Allard als vriend van den overledene. Hij schetste het leven van den zanger, zijn onvermoeibare werkkracht en herinnerde aan zijn successen.
Onder de aanwezigen bevonden zich de heeren Gustave Charpentier, Ruhlmann, Lauweryns, Paul Vidal, André Messager en de artiesten van de Opera-Comique.