Joseph Groenen
"... De 25-jarige zanger Joseph Groenen te Waalwijk, die in den laatsten tijd herhaaldelijk als solist medewerkte op diverse concerten in de voornaamste plaatsen van Noord-Brabant, in Brussel en elders en steeds veel opgang maakte, wordt door de critiek geprezen als een zeer verdienstelijk bariton, beschikkend over een mooie, volle, krachtige en goedgeschoolde stem ... "
artikel uit 1910
Joseph (Jos) Groenen werd geboren in Waalwijk, Noord-Brabant op 11 mei 1885. Hij volgde zijn zangstudie in Amsterdam (bij Joseph Tijssen), Milaan en Stuttgart. Zijn operadebuut maakte hij in 1913 in het Stadttheater von Mainz als de Holländer in Wagner's opera Der fliegende Holländer. Van 1914 tot 1915 zong hij in het Stadttheater (Operahuis) von Hamburg, van 1915/16 aan de Hofoper von Wenen, van 1916/17 aan de Berliner Hofoper. Vanaf 1917 tot aan het eind van zijn carrière in 1944 was hij vervolgens vast verbonden aan de Staatsoper Hamburg, waarvan hij erelid werd en waar hij bij het publiek zeer geliefd was.
In de jaren 1923/26 trad hij regelmatig als gast op bij de Weense Staatsopera. Gastoptredens voerden hem ook naar Amsterdam (1920), naar het Teatro Liceo Barcelona (1928), naar de Städtische Oper Berlin (1931), naar het Théatre de la Monnaie Brussel (Munt, 1935), en naar theaters in Frankrijk en Italië. In 1932 zong hij in Den Haag in Wagner's Götterdämmerung. Men waardeerde hem vooral in heldenpartijen, vooral in Wagnerrollen, maar tevens was hij een hooglijk gewaardeerde concert- en liedzanger. In Hamburg zong hij in 1920 in de wereldpremière van de opera Li-Tai-Pe (Des Kaisers Dichter) van Clemens von Franckenstein.
Zijn Nederlandse debuut maakte Jos Groenen op 26 december 1919 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen (K.W.) te Den Haag. Het was een voorstelling van Tannhäuser van de N.V. Nationale Opera van Willem Korlaar. Tannhäuser werd gezongen door Jules Moes en Louis Dornay (Goldsteen), Wolfram van Esenbach (Jos Groenen en Richard van Helvoirt Pel), Elizabeth (Helena van Raalte-Horneman). Op 22 januari 1921 zong hij - eveneens voor de Nationale Opera - in de Groote Schouwburg van Rotterdam in Siegfried (Wanderer). Op 28 december 1926 zong Jos Groenen in de Amsterdamse Stadsschouwburg in een voorstelling van de Wagnervereeniging als Kurnewal in Tristan und Isolde, Tristan (Jacques Urlus), Isolde (Gertrude Kappel). Op 20 april 1929, eveneens voor de Wagnervereeniging Kurnewal te Den Haag (Gebouw voor K. en W.) en zijn laatste optreden in Nederland was op 25 april 1931 als Gunther in Wagner's Götterdämmerung. Niemand minder dan de tenor Lauritz Melchior zong de rol van Siegfried, Frieda Leider (Brünnhilde), Margarete Klose (Waltraute en Flosshilde)), Gutrune (Gertrud Stemann) en Emanuel List (Hagen).
Behalve in opera's was Jos Groenen ook enkele malen in Nederland als concertzanger te beluisteren. Zo zong hij te Nijmegen op 24 januari 1922 in een uitvoering van het Toonkunstkoor Nijmegen in een uitvoering van La Vita Nuova van E.Wolf-Ferrari en de Kindertotenlieder van Gustav Mahler. Mede soliste Mevr. Jeanne Bon-Zieck (sopraan).
Hij maakte grammofoon opnames voor het label Polydor.
Tot zijn belangrijkste rollen uit zijn opera repertoire behoorden rollen als de graaf (Le nozze di Figaro), de minister (Fidelio), de Zar (Zar und Zimmermann), Kühleborn (Undine, Lortzing), Hans Sachs (Meistersinger von Nürnberg), Wotan en Wanderer (Ring des Nibelungen), Wolfram (Tannhäuser), Amfortas (Parsifal), Gunther (Götterdämmerung), graaf Luna (Il trovatore), Rigoletto, Amonasro (Aïda), Renato (Un ballo in maschera), Lothario (Mignon, Thomas), Valentin (Faust, Gounod), Nelusco (l' Africaine, Meyerbeer), de vader (Louise, Charpentier), Escamillo (Carmen) en Barak (Frau ohne Schatten, Richard Strauss).
Na het beëindigen van zijn zangersloopbaan bleef Jos Groenen in Hamburg wonen. Hij overleed er op 29 maart 1959.