Caspar Bröcheler (Broecheler)
De bariton Caspar Bröcheler (Broecheler) werd geboren op 7 oktober 1911 te Vaalst. Zijn stem werd ontdekt toen hij in een kerkkoor zong en vervolmaakt tijdens zijn opleiding aan het conservatorium van Aken. Hij behaalde zijn eerste grote succes in 1938 bij het Stadttheater von Bremen. Vanaf 1940 was hij jarenlang aan dit theater verbonden. In de periode 1942-1943 trad hij ook op in gastoptredens aan de Hamburger Staatsoper, waar hij in de periode van 1946 tot 1969 een graag geziene medewerker werd. Hij zong er o.a. in de wereldpremière van de opera 'Der Zerrissene' van G. von Einem (Hamburg, 17.9.1964).
Hij zong van 1947 (in Hoffmanns Vertellingen, afwisselend met The Baylé) tot 1967 (in Der Rosenkavalier) bij de Nederlandsche Opera/ Nederlandse Opera Stichting, en sinds 1951 zong hij er regelmatig. Hij vertolkte rollen als Scarpia (Tosca), Escamillo (Carmen), Tonio (Paljas), Balstrode (Peter Grimes), Sebastiano (Tiefland), Holländer (Der fliegende Holländer) en vele andere rollen. Hij werkte mee aan Holland Festival producties waarin hij rollen zong in opera's als Eugen Onegin van Tsjaikovski (1955, hij zong er de titelrol), Aus einem Totenhaus (Janacek) en Der Freischütz (Weber).
Reeds in 1944 zong Caspar Bröcheler bij de Wiener Staatsoper, vervolgens bij de Staatsoper Berlin en Staatsoper Stuttgart, bij de opera van Keulen (1959) en bij het Théâtre de la Monnaie (De Munt) Brussel (1963). In 1960 zong hij bij de Salzburger Festspielen in de wereldpremière van Frank Martin's opera 'Mystère de la Nativité', en eveneens in 1960 nam hij in Amsterdam deel aan de wereldpremière van de opera 'Martin Korda' van Henk Badings.
Caspar Bröcheler was gehuwd met dramatische sopraan Liselotte Thomamüller (1900-1988), waarmee hij samen aan het Stadttheater von Bremen verbonden was. Zijn neef, John Bröcheler werd evenals hij een gevierd bariton.
Caspar Bröcheler is overleden op 26 april 1983 te Bremen op 72-jarige leeftijd.