Frits Celis (dirigent)
Frits Celis: Interview biography
Frits Celis Flemish Opera Downloads
401DutchDivas en 401NederlandseOperas zijn bijzonder trots op onderstaand portret van dirigent en componist Frits Celis (1929), aangaande zijn veelzijdige artistieke aktiviteiten. Het portret evolueerde uit een serie video-interviews en een langdurige correspondentie tussen René Seghers en Celis. De eerste sessies vonden plaats in het voorjaar van 2016 en dit resulteerde in bijgaande video interview en onderstaande geannoteerde tekst uit augustus 2017. De reden voor onze interesse was evident: Celis enorme verdienste voor Vlaamse operacomponisten als Peter Benoit, Jan Blockx, August De Boeck, Paul Gilson, Emile Wambach, Flor Alpaerts, Joseph Ryelandt, Renaat Veremans, Arthur Meulemans, Willem Kersters, August L. Baeyens en Vic Legley. Enkele Nederlandse componisten als Jurriaan Andriessen en Marinus de Jong mochten zich bovendien verheugen in de Vlaamse eerstopvoeringen van enkele van hun werken onder zijn leiding. Hieronder volgt in Celis' eigen woorden het verhaal van zijn opmerkelijke carrière in de Vlaamse opera- en orkestwereld, alsmede zijn visie op de toekomst van de Vlaamse muziek en het patrimonium. Bij dat laatste punt moeten wij nog vermelden dat Celis zich ook als componist heeft doen gelden (er is een mooie cd met zijn 'Episodes' (1973), 'Drei Lieder' (1981), 'Quartetto d'Archi' (1992) en de 'Sonate Nr. 4 opus 49' en 'Melopee' (beide 1994) op 'René Gailly CD92 039'), waarvan u hieronder fragmenten kunt beluisteren.
Tekst:René Seghers/Frits Celis
Vanaf 1946 werd Celis op 17-jarige leeftijd als harpist verbonden aan het orkest van de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen (KVO). Als dusdanig kon hij in 1950 meewerken aan de wereldpremière van Henk Badings’ De Nachtwacht, onder leiding van de Nederlandse hoofddirigent Johannes den Hertog. Van jongs af aan droomde Celis er echter van ooit dirigent te worden. Naast harpstudie aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel volgde hij aan hetzelfde instituut gedurende drie jaren de cursus orkestdirektie van René Defossez. Immers, geen van beide disciplines was toen voorzien aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van zijn geboortestad Antwerpen. Celis: 'Dankzij het uitgebreid vakmanschap en de pedagogische inzichten van Defossez heb ik van die man nagenoeg alles geleerd. In 1954 organiseerde de toenmalige Vlaamstalige Radio-omroep te Brussel een wedstijd voor de vakante funktie van dirigent aan het Kamerorkest. Ik werd toen uitgeroepen tot enige geslaagde kandidaat. Nagenoeg tegelijkertijd schreef ook de Koninklijke Muntschouwburg een bekwaamheidsproef uit voor de te begeven plaats van 2de dirigent. Ook dat examen, waar een twaalftal kandidaten aan deelnamen, voorzag een bijzonder zwaar programma met schiftings- en eindproeven, te beoordelen door een internationale jury. De 4 finalisten kregen ieder een bedrijf uit Puccini’s La Bohème toegewezen, te dirigeren tijdens een publieke voorstelling. Mij viel het halsbrekende 2de bedrijf te beurt. Uiteindelijk werd ik tot primus inter pares uitgeroepen, als enige Vlaming onder louter Franstaligen. Na lang aarzelen verkoos ik het aanbod van de Munt boven dat van de Radio. Aan eerstgenoemde instelling mocht ik starten met als wijze raadsman dezelfde René Defossez, die er de funktie van Muziekdirekteur bekleedde. Hoewel de eveneens door mij gevolgde cursus orkestdirektie, enerzijds aan de Internationale Sommerakademie van het Mozarteum te Salzburg, en anderzijds die aan de Staatliche Hochschule für Musik te Keulen me enkele boeiende aspekten van mijn vak konden bijbrengen, toch ben ik René Defossez steeds blijven beschouwen als mijn werkelijke mentor.'
De Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen
In 1959 nam Celis gretig het aanbod aan van de toenmalige direktrice Mina Bolotine om dirigent te worden aan de Koninklijke Vlaamse Opera van Antwerpen. Het jaar nadien bevorderde de pas aangestelde nieuwe direkteur Renaat Verbruggen de toen 31-jarige Celis tot 1ste dirigent en muziekdirekteur, een veelomvattende en meestal zwaarwegende verantwoordelijkheid. Uiteraard dirigeerde hij er gaandeweg het grote internationale repertoire, zoals het volledig oeuvre van Richard Wagner en meerdere werken van o.m. Giuseppe Verdi, Giacomo Puccini of Richard Strauss, maar eveneens opera’s van toen hedendaags toondichters zoals de Vlamingen Arthur Meulemans (wereldkreatie van Egmont), Willem Kersters (wereldkreatie van Gansendonk), August L. Baeyens (wereldkreatie van Coriolanus), Vic Legley (wereldkreatie van De cluyte van de twee naakten), van Frédéric Devreese (wereldcreatie van Willem van Saeftinge), de Duitser Werner Egk (Belgische première van Der Revisor), of de Slovaak Jan Cikker (Belgische première van Opstanding).
Cikker: Opstanding: 'Instrumental passage from Act III |
De grote Vlaamse operaschool
Renaat Verbruggen beschouwde het als een ereplicht elk speeljaar aan te vatten met de heropvoering van een Vlaams werk. Daarin kon Celis zich uitstekend vinden: 'Op mijn beurt hield ik er stellig aan die openingsvoorstellingen te dirigeren. Een opname ervan bestond toen geenszins; bovendien had de orkestpartituur slechts in moeilijk leesbaar handschrift de jaren overleefd. Doch precies omwille van zulke omstandigheden beschouwde ik die opdracht enerzijds als een uitdaging, maar vooral als een te bewijzen artistieke dienst aan een waardevol Vlaams muzikaal erfgoed dat voor algehele vergetelheid diende behoed. Het betrof werk van Peter Benoit (1834-0901), Jan Blockx (1851-1912), August De Boeck (1865-1937), Paul Gilson (1865-1942), Emile Wambach (1854-1924), Flor Alpaerts (1876-1954), Joseph Ryelandt (1870-1965) en Renaat Veremans (1894-1969). In 1964 werd ik aan het hoofd van het KVO-gezelschap uitgenodigd om in het Gran Teatro del Liceo te Barcelona een vijftal voorstellingen te brengen van Paul Gilsons bekoorlijke sprookjesopera Prinses Zonneschijn, in een meesterlijke enscenering van de vermaarde Anton Van de Velde. Behalve onze eigen zangsolisten reisden ook dekors en kostuums mee van uit Antwerpen. Enkel het (Spaans zingend) koor en het degelijk orkest behoorden tot die onvoorstelbaar prachtige schouwburg met zijn weergaloze akoestiek. Alle voorstellingen van Princessa Rayo de Sol werden warm onthaald door een talrijk publiek.
Paul Gilson: Prinses Zonneschijn 'Duet Act III', Emiel De Jonghe (Tjalda), Lia Rottier (Prinses Zonneschijn), KVO – Frits Celis, 1965. |
August De Boeck: Winternachtsdroom: 'Introduction’ |
August De Boeck: Reinaert de Vos: 'Finale II’ |
De Boeck: Francesca: 'Love duet, Act II |
Nederlandse opera's aan de KVO & Vlaamse opera's in Amsterdam
Een even wezenlijke muzikale voldoening beleefde Celis aan het dirigeren van Nederlands werk in de KVO, telkens als Vlaamse eerstopvoering van Kalchas van Jurriaan Andriessen en Van de Vos Reinaerde van Marius Monnikendam, dit laatste stuk in een regie van de Nederlandse dirigent Johannes den Hertog. Van Marinus de Jong of Marinus (1891-1984, teven Celis leraar contrapunt en Fuga aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium van Antwerpen) bracht Celis de wereldcreatie van De lelijke meisjes van Bagdad. Celis: 'Met het Omroeporkest van de Nederlandse KRO en onze eigen zangsolisten bracht ik in het Amsterdams Concertgebouw een koncertante uitvoering van enerzijds De Antikwaar, een bevallig klinkende partituur van de Antwerpenaar Jef Maes (1905-1996) en van de gelauwerde burleske De Grote Verzoeking van Sint-Antonius, spitsvondig en vindingrijk gekomponeerd door de Gentse toondichter Louis De Meester (1904-1987). Met die beide korte opera’s had het volledig KVO-gezelschap reeds gegasteerd in het 'Théatre Sarah Bernard' te Parijs, met mij aan het hoofd van ons eigen orkest.'
Van Verbruggen naar Deruwe
Renaat Verbruggen werd als direkteur opgevolgd door de tenor en zangleraar Sylvain Deruwe. Celis: 'Diens aanvankelijk goed bedoeld beleid vermocht echter weinig nieuwe glans aan de KVO te geven, met uitzondering van vooral de première voor Vlaanderen van Wozzeck, een absoluut hoogtepunt in de hedendaagse muziek-dramatische literatuur, dat echter een indrukwekkend aantal repetities vergde. Tijdens die periode mocht ik opnieuw de door mij haast verafgode opera Pelléas et Mélisande van Claude Debussy dirigeren, ditmaal in de originele subtiele taal van Maurice Maeterlinck. Een ander in de KVO regelmatig opgevoerd werk betrof de prachtige kameropera van Benjamin Britten The Rape of Lucretia. Omstreeks 1975 werd ons ons gezelschap uitgenodigd om van dat werk een aantal voorstellingen te brengen in het voormalig Tsjecho-Slovakije, meer bepaald in Kosice, Bratislava en Praag. In deze heerlijke stad kon ik het werk dirigeren in het Thyl-Theater waar ooit de wereldkreatie van Mozarts Don Giovanni had plaatsgevonden, onder leiding van de komponist.'
Van KVO naar Opera voor Vlaanderen
Mede ten gevolge van een slinkende publieke belangstelling werd door de overheid in 1981 een definitief einde gesteld aan het zelfstandig bestaan van de Koninklijke Vlaamse Opera. Meteen werd de sedert enige tijd verbeide Interkommunale 'Opera voor Vlaanderen' werkelijkheid. Die nieuwe stichting verenigde de operahuizen van Antwerpen en Gent die echter ieder hun eigen solisten, koor, orkest en overig personeel behielden. Alle produkties werden echter onderling uitgewisseld en definitief in de oorspronkelijke taal gezongen. Als Algemeen Direkteur werd Alfons Van Impe aangesteld. Hij was een bekende figuur als auteur van meerdere stukken voor het gesproken toneel. Voor de artistieke uitbouw van de kersverse instelling kon hij echter volop beroep doen op Silveer Van den Broeck, muziekdirekteur te Gent en op Frits Celis, die eenzelfde funktie bleef behouden in zijn geboortestad. Celis: 'Als Antwerpse opening van het speeljaar werd gekozen voor Der Freischütz, de onvergankelijke legendarische opera van Carl Maria von Weber, hetzelfde werk waarmee in 1893 de Vlaamse Opera in de Scheldestad triomfantelijk van wal stak. Wat de Gentse première van de Opera voor Vlaanderen (OvV) betreft kreeg ik de muzikale leiding toegewezen van niets minder dan Lulu, de aartsmoeilijke en bijgevolg geduchte partituur van Alban Berg. Gedurende zijn vijfjarig beleid programmeerde Van Impe als enig Vlaams werk de door mij aanbevolen wereldkreatie van de reeds vermelde Gansendonk. Het betrof de enige en muzikaal beslist waardevolle opera van Willem Kersters, helaas op een niet bijster denderend libretto van Bob De Nijs, naar de roman van de 19de eeuwse Vlaamse schrijver Hendrik Conscience.
Willem Kersters: Baas Gansendonk: 'Introduction Act I’ |
Toen Fons Van Impe in 1986 noodgedwongen met pensioen ging werd het roer overgenomen door enerzijds Silveer Van den Broeck als artistiek direkteur en Eric De Meester als zakelijk leider. Celis: 'In mijn funktie van 1ste dirigent kreeg ik meerdere belangrijke opdrachten toebedeeld, zoals Don Giovanni (W.A. Mozart), Otello (Giuseppe Verdi), en de volkomen onterecht vergeten meesterlijke sprookjesopera Mârouf van de Franse komponist Henri Rabaud (1873-1949). Vooral wegens de alsmaar aangroeiende financiële tekorten, met als onafwendbaar gevolg een dreigend faillissement, werd de Opera voor Vlaanderen reeds 2 jaar later ontbonden. Dit betekende meteen het einde van mijn 34-jarige aktiviteit als operadirigent.'
Op het concertpodium
Niettemin werd Frits Celis nog een tijd lang regelmatig uitgenodigd om koncerten te leiden, in eerste instantie met de toenmalige Beethoven Akademie. Trouwens reeds van bij de aanvang van zijn loopbaan als orkestleider was Celis een graag geziene gast aan het hoofd van zowat alle belangrijke Belgische symfonieorkesten. Behalve in Nederland handhaafde hij zich regelmatig op belangrijke podia in Duitsland, Frankrijk en een enkele keer eveneens in het Noord-Amerikaanse Birmingham (Alabama), waar hij louter Belgische muziek ten gehore bracht.
De componist Celis
Een ander niet te veronachtzamen aspekt van zijn muzikale verworvenheden betekende een indrukwekkend aantal komposities, in eerste instantie voor orkest of allerhande kamermuziek-kombinaties. Vele orkestrale werken ontstonden op uitnodiging van de toenmalige Belgische Radio- en Televisieomroep (later BRTN) die de uitvoering en de opname ervan toevertrouwde aan het Groot Symfonieorkest of het Kamerorkest. Heruitzendingen van die werken waren destijds legio. Maar mede ten gevolge van opeenvolgende hervormingen in ons nationaal radio-instituut slonk gaandeweg de belangstelling vanwege zowat alle officiële orkesten, niet alleen voor mijn eigen werk maar evenzeer voor het oeuvre van nagenoeg alle Belgische komponisten.
Frits Celis: 'Episodes op. 10' (1973) |
Frits Celis: Drei Lieder (1981): 'Zimmerblumen’ |
Frits Celis: 'Melopee’ (1994) |
Na zijn 'Tarquinia', opus 76, voor spreekstem en instrumentaal ensemble, beëindigde Frits Celis in 2005 bewust elke kreatieve aktiviteit, om zich voortaan te wijden aan het schrijven van zijn memoires en aan een grondige analyse van de opera’s van August De Boeck, bestemd voor de uitgebreide en prachtig verzorgde monografie, in 2011 uitgegeven door de Gemeente Merchtem waar die grote persoonlijkheid geboren werd en er zijn levensdagen beëindigde.
Slotbetoog
De huidige uitzichtloze situatie van de Belgische muziek noopte Celis tot een slotbeschouwing: 'Dankzij het ontembaar doorzettingsvermogen van de idealistische Antwerpse dirigent Edward Keurvels en van diens stadsgenoot de baszanger Henry Fontaine kwam, ondanks allerhande hardnekkige tegenkanting, in 1893 de eerste Vlaamse Opera moeizaam tot stand in de (sindsdien gesloopte) schouwburg waar men echter de scène moest delen met het populaire gezelschap van het gesproken toneel, 'Nederlandsche Schouwburg' genoemd. Maar die nieuwe operastichting, aanvankelijk 'Nederlandsch Lyrisch Tooneel' gedoopt, mocht van overheidswege enkel werken opvoeren, behorend tot het Duitse of Slavische repertoire, uiteraard steeds in Nederlandse vertaling. Oorspronkelijke in die taal geschreven opera’s beperkten zich tot Leyden ontzet van de Nederlandse komponist Cornelis van der Linden, Brinio van zijn landgenoot Simon van Milligen, en Liederik, een inderhaast geschreven werk van de volkomen vergeten Vlaming Jos Mertens. Het opvoeren van opera’s, vertaald in de eigen landstaal, bleef overigens nog lang een traditie in menig beroemd Duits, Frans of Engels operahuis.'
De Herberprinses als redster van de Vlaamse opera
Jan Blockx: De Herbergprinses: 'Finale Act II, Carnival’ |
Ondanks het gedurfd want vroegtijdig programmeren van beroemde stukken als Tsaar en Timmerman (Albert Lortzing), De vliegende Hollander en Tannhäuser (Richard Wagner) of De Toverfluit (W.A. Mozart) begon de belangstelling van het Antwerps publiek voor de Vlaamse Opera dermate te tanen dat een langer voortbestaan deerlijk in ’t gedrang kwam. Maar reeds tijdens het derde speeljaar gebeurde het wonder: de Antwerpse komponist Jan Blockx, opvolger van Peter Benoit als direkteur van het Koninklijk Vlaams Conservatorium, legde aan de operadirektie de partituur voor van (De) Herbergprinses, op een geslaagd veristisch libretto van de Vlaamse Brusselaar Nestor De Tière.
Jan Blockx: De Bruid der Zee: 'Intro & Arrie's song, Act I’ |
Jan Blockx: Liefdelied: 'Ik zing het lied der eeuwige liefde, Act II’ |
Emile Wambach: Quinten Massijs: 'De moeder maged, Act III’ |
In nog hogere mate was dit het geval met Blockx’ tweede opera De Bruid der Zee, weer op een bijzonder toneelmatig tekstboek van De Tière. De publieke belangstelling voor dergelijke stukken was in die mate overweldigend dat het Nederlandsch Lyrisch Tooneel voorlopig van een onafwendbaar geacht bankroet gevrijwaard bleef. Ook van het reeds vernoemde sprookjesspel van Paul Gilson: Prinses Zonneschijn, of het heerlijke Winternachtsdroom van August De Boeck werden gedurende vele jaren talrijke opvoeringen geprogrammeerd. Diezelfde komponisten en vele andere Vlaamse of Waalse toondichters zouden nog meerdere opera’s schrijven, zij het niet immer met eenzelfde bijval. In 1907 werd het pas voltooide operagebouw in het centrum van Antwerpen uitsluitend ter beschikking gesteld van de Vlaamse Opera. Tijdens de vele daaropvolgende jaren zou aan de KVO een artistiek sterk wisselend niveau beschoren worden. Dadelijk na Wereldoorlog II werd echter de vooruitstrevende Antwerpse komponist August L. Baeyens als direkteur aangesteld. Gedurende de periode onder zijn bewind kende de Antwerpse Opera een absoluut artistiek hoogtepunt: naast de Vlaamse première van Mathis der Maler (Paul Hindemith), Jenufa (Leos Janacek) Idomeneo (W.A. Mozart) in een deels herwerkte orkestratie door Richard Strauss, Peter Grimes (Benjamin Britten) en de avondvullende partituur van het ballet Josephs Legende (Richard Strauss) bracht hij ook de wereldkreatie van Adriaan Brouwer (Arthur Meulemans).'
De Vlaamse opera's van toen in het heden
Celis: 'Ik besef terdege dat heden ten dage de meeste van de eerste Vlaamse libretti meer dan een eeuw later als dermate verouderd kunnen voorkomen dat scenische heropvoeringen weinig kans tot slagen bieden. Niettemin is het huidig operapubliek overal ter wereld in dat opzicht heel wat minder kieskeurig als het internationaal befaamd repertoire betreft. Maar aangezien, althans in Vlaanderen, het veelal snobistisch, hopeloos konservatief ingesteld publiek afkerig is geworden van hoger vernoemde nationale waardevolle kunst, heb ik steeds de naïeve hoop gekoesterd dat zowel de zwaar gesubsidieerde huidige Vlaamse Opera als onze officiële orkesten tenminste bijwijlen een koncertante uitvoering, zij het dan slechts fragmentarisch, van een aantal muzikaal onmiskenbaar zeer waardevolle werken op het programma zouden voorzien. Niets is echter minder waar: nagenoeg ons volledig muzikaal patrimonium uit de 19de en de vroege 20ste eeuw wordt systematisch en misprijzend genegeerd. Die negativistische mentaliteit is grotendeels te wijten aan het feit dat nagenoeg al die instellingen in eerste instantie geleid worden door buitenlanders die niet de geringste belangstelling opbrengen voor ons rijk muzikaal erfgoed. Maar zelfs de kultuurzender van de VRT 'Klara' heeft nauwelijks enige boodschap aan datzelfde patrimonium. Bovendien vindt ook het onovertroffen Phaedra's Vlaamse muziekserie op cd 'In Flanders’ Fields' daar geen enkel gehoor. Des te verdienstelijker en bewonderenswaardiger acht ik de taaie doorzettingskracht waarmee in ons landje een aantal eigen kamermuziekensembles of solisten zich blijven inzetten om, spijts een geringe toelage van overheidswege, tenminste aan de jongere generatie van begaafde Vlaamse komponisten enige kans te gunnen.'
De Boeck: Francesca: 'Wanhoop' (from the Francesca Suite arranged by Frits Celis |