Cornelie Meysenheim
Cornelie (Cornelia) Meysenheim werd geboren op 29 maart 1849 te Den Haag als kind van een Nederlandse vader en een Franse moeder. Het grootste gedeelte van haar jeugd bracht zij in Djakarta door, op Java. Haar vader werkte daar op het kantoor van de telefoonmaatschappij. Op 14-jarige leeftijd keerde zij samen met haar moeder terug naar Europa. Zij behaalde in 1871 haar diploma zang op het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Zij kreeg een beurs via bemiddeling van Koning Willem III, waarmee zij in de gelegenheid werd gesteld haar zangstudie voort te zetten bij Pauline Viardot-Garcia in Parijs.
Portret van Cornelie Meysenheim naar een schilderij
Haar eerste optreden op het operatoneel was met de rol van Marguerite in Gounod's Faust in München, 1872. Zij bleef verbonden aan het Koninklijk Hoftheater in München tot 1880. Vanaf 1880 tot 1885 verbleef zij in Karlsruhe, daarna keerde zij weer terug naar München waar zij bleef tot 1895. Zij gaf geregeld gastoptredens door geheel Europa. Voor Keizer Wilhelm I gaf zij te Wiesbaden gedurende vele zomers privé concerten, waarbij zij op de piano begeleid werd door niemand minder dan Clara Schumann. Zij trad op in de eerste uitvoering van Humperdinck's 'Hänsel und Gretel' als 'de heks', in München op 30 december 1893 (één week na de premiere te Weimar). Zij was gedurende vele jaren verbonden aan de opera's van München en Stuttgart, Huizen die er voor bekend stonden slecht eerste klas zangers en zangeressen te engageren. Gedurende haar Duitse periode huwde zij met Heinrich Schubel, een cellist van de Berliner Philharmoniker, later scheidde zij.
Cornelie Meysenheim en echtgenoot Heinrich Schubel
Toen zij terugkeerde naar Nederland stond zij niet meer op het hootepunt van haar kunnen. Maar zij wist dit te compenseren door acteertalent, vooral als Carmen, een rol die haar speciale voorkeur genoot. Gedurende de periode 1888-1895 zong Cornelie Meysenheim in Nederland bij verschillende opera-gezelschappen. Zij trad op bij het 'Hollandsch Opera-Gezelschap', bij de 'Hoogduitsche Opera' en bij de 'Nederlandsche Opera' (van Johannes de Groot en Cornelis van der Linden). Zij trad op in rollen als Mignon, Carmen, Rosina (Barbier van Sevilla), Margarethe (Faust,Gounod), Marie (La fille du regiment, Donizetti) en Rose Friquet (Les dragons de Villars, Aimé Maillart).
Na haar Nederlandse periode vertrok zij in 1896 naar de V.S met het gezelschap van 'Colonel' Mapleson. Colonel Mapleson (James Henry Mapleson) - een vooraanstaande Engelse impresario, geboren 1830 - die voorafgaande aan het seizoen 1896-1897 van de Metropolitain Opera aantal uitvoeringen wilde geven van Italiaanse opera's van het gebruikelijke populaire soort wilde geven in het 'Academy of Music'. De roemruchte impresario kon (wilde) niet langer meer teren op zijn Londense successen en besloot nu op te treden als de enige directeur van de "The New Imperial Opera Company." Op enkele uitzonderingen na waren als zijn zangers en zangeressen onbekenden voor de New Yorkse operaliefhebbers. Mme. Scalchi was nog bij hem, en Signor de Anna; maar de rest waren nieuwkomers. Onder hen: Mme. Hariclée-Darclée, Mme. Bonaplata-Bau, Susan Strong, en Mme. Giuseppina Huguet, sopranen; Mme. Parsi, Mlle. Ponzano, alten en Mme. Meysenheim, mezzosopraan; Signori de Marchi, Randacio, Betti, Olivieri, en Durot, tenoren; Signori Ughetto en Alberti, baritons, en Pinto, Terzi, Giordano, Borelli, en Dado, bassen. De dirigenten, beide competente figuren, waren Signori Bimboni en Tango. Binnen 14 dagen werden "Aïda," " Trovatore," "Traviata," "Les Huguenots,"' "Sonnambula,"' en "Faust" opgevoerd en tevens een nieuw werk ten tonele gevoerd. Dit was "Andrea Chenier,"' van librettist Luigi Illica en componist Umberto Giordano, een werk dat zijn eerste uitvoering in Amerika kreeg op 13 november 1896 (de Italiaanse premiere was in 1892). Durot (tenor) zong de rol van Andrea Chenier, Ughetto (bariton) Carlo Gérard, Bonaplata-Bau (sopraan) Maddalena di Coigny en Cornelie Meysenheim zong de kleinere rol van 'La Mulatta Bersi'.
Cornelie Meysenheim was als zanglerares verbonden aan de 'Metropolitan School of Opera' van 1904 tot 1908, en gaf daarna privé lessen. Onder haar studenten (niet uitsluitend Amerikaanse) bevonden zich o.a. Henry Dons, Judels Kamphuizen, Susanna Endriss, Minna Degen, Hanka Sjelderup, Lillian Heidelbach, en Eva Parnelle.
Zij overleed 31 december, 1923.