Sophia Offermans van Hove
"... Men kan ja eene nog schonere , sterkere stem, een groteren omvang bezitten, maar het groote air "Höre Israel, höre des Herrn Stimme" wegsleepender, meer onbeschrijflijk, verrukkend schoon voor te dragen, dan dit door Mej. Sophie Van Hove is geschied, achten wij eene onmogelijkheid en wij geloven, dat van de toehoorders al diegenen het met eens zullen wezen, wier harten kloppen voor wat schoon en edel is en die een warm gevoel bezitten voor kunst ... "
Sophia Offermans van Hove (1829-1906)
Sophia (Sophie) Johanna Huberta Offermans van Hove werd geboren op 30 Juli 1829 te Den Haag. Al vroeg ontdekte men haar aanleg voor de zangkunst. Haar eerste zangles ontving zij op de Koninklijke Muziekschool, thans Conservatorium te Den Haag. Eerst bij Joseph Fastré (1783-1842), daarna bij I.H.Lubeck (1799-1865). Pianoles ontving zij van Friedrich Johann Xavier Wirtz (1799-1864). Zij werd de meest gewaardeerde concertzangeres van Nederland in de 19e eeuw. Haar voorkeur ging uit naar de Duitse klassieke en de Romantische school. Zij trad ook op in het buitenland: Duitsland, België, Frankrijk en Engeland. Robert Schumann hoorde haar bij zijn bezoek aan Nederland, en roemde de voordracht van zijn werken. Zij was hofzangeres van koning Willem III.
Sophie Offermans maakte haar debuut in 1846 - op 17-jarige leeftijd - en van hieruit begon haar victorie. Bij dit eerste optreden oogstte zij gelijk zo'n succes met de aria van Elvira uit Auber's "La muette de Portici", dat er een applaus volgde dat zelden zo enthousiast binnen de muren van de orkestzaal had weerklonken. In Juni 1850 werd de Nederlandse première gegeven van Mendelssohn's "Elias", een werk dat in 1846 pas voor het eerst opgevoerd was. Aan Sophie werd de eerste sopraanpartij toebedeeld, aan haar oudere zuster Mevr. Hekking de 2e sopraanpartij. Geheel muzikaal Holland was naar Haarlem gekomen om deze eerste uitvoering van dit werk te beluisteren. Het werd, èn door de leiding van Joh. I. H. verhulst èn door de voortreffelijke bezetting een zeldzaam groot succes. Een krant schreef een lovende recensie, waaruit ook het fragment komt dat in de kop van deze pagina staat. Haar stem werd zelfs met Jenny Lind vergeleken: " ... een stuk zo volkomen ... als wellicht in geen tiental en misschien in nog meer jaren weder aldus zal worden gehoord; ook niet, indien de meest gevierde zangeres, bv. eene Jenny Lind, eene Henriette Nissen - wij schromen niet zelfs deze namen te noemen - hier hare heerlijke kunstgaven ten gehoore mochten brengen ... ".
Korte tijd later ging Sophie naar Brussel, om daar door Charles de Bériot ingewijd te worden in de kunst van zijn vrouw, Maria Malibran. Zij werd daar grondig op de hoogte gebracht van de Italiaanse en Franse zangkunst, maar bleef toch de "Duitse school" trouw, niet alleen door haar eerste studie maar vooral ook door haar al eerder genoemde voorkeur. Het was vooral Schumann, die zij buitengewoon vereerde en deze meester der romantiek bewonderde haar zangtalent ten zeerste. In 1853 werd in Den Haag onder leiding van I.H.Lubeck Schumann's "Der Rose Pilgerfahrt" uitgevoerd. Schumann was zo tevreden over de wijze waarop Sophie Offermans de hoofdpartij vervulde, dat hij haar een exemplaar van zijn opus 112 aanbood en daarin als opdracht schreef: "Die anmuthsvolle Sängerin der 'Rose' bittet diese Blätter anzunehmen, der Gärtner". Bij een andere gelegenheid, toen hij haar enige van zijn liederen hoorde vertolken zij hij: "Mir ist es nie aufgefallen, dasz die so schön wären".
In 1854 vierde te Rotterdam de "Maatschappij tot bevordering der Toonkunst" haar 25-jarige bestaan. Dit werd gevierd met een driedaags muziekfeest op 13, 14 en 15 Juli onder leiding van de orkestdirecteur Joh. I.H. Verhulst, met de volgende beroemde solisten:
enny Ney, sopraan uit Dresden; Sophie Offermans; C.H. Dolby, alt, uit Londen; G.Roger, tenor uit Parijs; Carl Forbes, bas, uit Londen en I.B. Pischek, bariton, uit Wenen. Op het programma stonden: op 13 Juli 'Feest-Ouverture' van W.Hutschenruijter en oratorium 'Israel in Egypte' van Händel. Op 14 Juli "Die Jahreszeiten" van Haydn en op 15 Juli de 145e Psalm van Verhulst. Verder de volgende soli: een aria uit "Die Zauberflöte" door Formes, een concertaria van Verhulst door Sophie Offermans, een aria uit "Faust" van Spohr door Jenny Ney, een sonate voor piano en viool door E.Lubeck en Frans Coenen, een aria van Rossi door Dolby, een trio uit "Guillaume Tell" van Rossini door Roger, Pischak en Formes ( Roger zong hier in het Frans, Pischek in het Duits en Formes in het Engels, ongelooflijk!), "Die Fahnenwacht" van Lindpainter door Pischek en het beroemde sextet uit "Lucia di Lammermoor" door het "kwartet" Jenny Ney, Roger, Pischek en Formes. Voor deze gelegenheid had men dit sextet voor vier solostemmen gearrangeerd! De uitvoering van Beethoven's Negende vormde het slotstuk van dit concert. De honoraria der solisten bedroeg van F587,50 (Dolby) tot F2136,68 (Roger), voor die tijd enorme bedragen. Onze landgenote moest het stellen met F350,00. Maar zij had wel verreweg het meeste succes van dit muziekfeest, dat door prominenten als Ferdinand Hiller, Anton Rubinstein, Franz Liszt en vele anderen bijgewoond werd.
In 1860 vond wederom een muziekfeest plaats, ditmaal met "Samson" van Händel en de "Lobgesangsymphonie" (de Tweede symfonie) van Mendelssohn. Sophie Offermans was deze keer de enige sopraansoliste. De aanbiedingen voor concerten, ook in het buitenland waren talrijk, maar velen ervan heeft zij moeten afslaan wegens huiselijke verplichtingen. Zij was gehuwd met L.Offermans, kreeg acht kinderen, waar er vier van reeds bij de geboorte overleden. Van de overige vier - drie zoons en één dochter - overleden de jongens al op vrij jonge leeftijd. Alleen hun dochter bereikte een normale leeftijd.
Haar laatste optreden was op 30 Mei 1879 te Den Haag. Dit was ter gelegenheid van het huwelijk van koning Willem III met koningin Emma. In 1899, op haar 70e verjaardag werd zij onderscheiden met de Orde van Oranje Nassau.
Sophie Offermans overleed op 24 September 1906 te Laren tijdens een bezoek aan haar daar wonende zoon Toni. Zij werd begraven op de Rooms Katholieke begraafplaats te 's-Gravenhage in de familiegrafkelder.