Jan Handerson
De tenor Jan Handerson (1923-1990) was vanaf zijn debuut in 1955 de onbetwiste jeune premier van de Nederlandse operette. Voor hij tot de operette kwam was hij opgetreden bij De Nationale Revue van Bob Peters, naast mensen als Heintje Davids en Johan Kaart. In 1955 debuteerde hij bij de Hoofdstad Operette in Hör mein Lied, Violetta (La Teresina), wat het begin betekende van een eerste lange periode bij dit gezelschap. Tegelijkertijd werd hij de operettetenor bij uitstek voor de radio-, en later ook de televisiezenders. Hij trad veelvuldig op in tal van operetteprogramma's met o.a. Mizzi van der Lanz, Christine Spierenburg, Lizzi Schöffmann, Truus Bording, Sonja Oosterman, maar ook als vertolker van het Duitse Lied en Napolitaanse liederen.
In 1964 verliet hij Nederland voor een contract aan het theater in het Duitse Hildesheim, van waaruit hij zijn repertoire enorm uitbreidde. In 1973 keerde hij terug op de Nederlandse podia en bij de Hoofdstad Operette, waaraan hij tot vlak voor zijn dood verbonden bleef. Tijdens zijn carrière zong hij de titelrollen in 'Der Graf von Luxemburg', 'Der Bettelstudent' en 'Paganini' en rollen als Graf Zedlau (Wiener Blut), Niki (Ein Walzertraum), Tassilo (Gräfin Mariza), Caramello (Eine Nacht in Venedig), enz.
Met de rol van Feri (Die Csàrdàsfürstin) ging hij zich vanaf 1979 meer op karakterrollen toeleggen. De rol waarmee het meest werd vereenzelvigd was die van Danilo in 'Die lustige Witwe'. In 1956 zong hij die rol voor het eerst, naast Mizzi van der Lanz als Witwe en ook tijdens de periode in Duitsland zong hij Danilo vele honderden malen. In 1973 markeerde 'Die lustige Witwe' zijn terugkeer in Nederland, opzienbarend gegroeid als acteur en toneelpersoonlijkheid. Op 63-jarige leeftijd begon hij aan een laatste seizoen Witwes ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van de Hoofdstad Operette. Hij speelde de losbandige graaf bijna duizend maal op het toneel. Dagblad Het Parool noemde zijn vertolking bij de première in de Amsterdamse Stadsschouwburg in 1984 "een schoolvoorbeeld van een karakterstudie en het resultaat van een verstandig geleefd zangersleven."
In de jaren 70 gasteerde hij regelmatig bij de Nederlandse Opera, Opera Forum en het Holland Festival. Zo zong hij 1975 bij de Nederlandse Operastichting de titelrol in de Nederlandse première van Robert Kurka's 'De brave soldaat Schweik'. Eveneens in 1975 bij dezelfde stichting zong hij Hans Styx in Offenbach's 'Orpheus in de onderwereld' en in 1976 tijdens het Holland Festival zong hij de rol van de Ballad Singer in Carlisle Floyd's 'Of Mice and Men' (naar Steinbecks boek) in het Circustheater te Scheveningen.
Zijn faam berustte toch vooral op zijn meesterschap in het operettevak. Een stijl die hij vocaal tot in de perfectie beheerste, gepaard aan die onbenoembare charme en een acteertalent zo onontbeerlijk voor dit genre.
Toen hij 1987 de rol van Kagler in 'Wiener Blut' vertolkte, wist hij dat hij ongeneeslijk ziek was. Hij heeft dat seizoen gewoon uitgespeeld. Op 3 juli 1990 overleed hij op 67-jarige leeftijd. Ruim drie decennia lang de operettetenor van Nederland.
'...wenn der weisse Flieder wieder blüht'