Mia Peltenburg
De op 8 september 1897, in Haarlem geboren sopraan Mia Peltenburg was de opvolgster van zangeressen als Sophia Offermans van Hove, Wilhelmina Gips en Aaltje Noordewier-Reddingius. Zij ontving haar zangopleiding van Louise Reny te Amsterdam en Hendrik Andriessen te Haarlem. Zij debuteerde in 1918 te 's-Gravenhage in Haydn's Die Jahreszeiten met de Hannepartij en gold in de jaren twintig als de eerste Nederlandse oratoriumsopraan nà mevrouw Noordewier. Zij werkte in die jaren samen met haar leraar, de componist/ dirigent en organist Hendrik Andriessen. Zijn Magna Res est Amor is aan haar opgedragen ("de enige compositie die ik 's nachts gemaakt heb", H.A.): samen voerden zij werken uit van Hugo Wolf, Pijper, Diepenbrock, en natuurlijk ook van Andriessen zelf. Hun samenwerking duurde tot 1929.
Een Duitse dirigent zei eens, doelende op Mia Peltenburg: "gij hebt onder uwe zangeressen niet alleen enkele sterren van de eerste grootte, gij hebt een geheel firmament". Zij was een concert- en liederenzangeres, die uitblonk in composities als Beethoven's Negende, zijn Missa Solemnis, Mahler's Vierde Symfonie, Bach's Mattheus Passion, maar ook in partijen als Marguérite in 'La Damnation de Faust (Berlioz) en Agathe (Der Freischütz, Weber). Zij zong onder grote dirigenten als Wilhelm Fürtwängler, Bruno Walter en Willem Mengelberg. Met Mengelberg is zij in 1927 en 1929 op tournée geweest. Zij was ook een graag geziene gast in 'Chasa Mengelberg'.
Zij vestigde zich na haar huwelijk met de eerste concertmeester van de Bernische Musikgesellschaft Alphonse Brun in 1929 in Bern, Zwitserland. Na haar huwelijk en vestiging in Bern trad Mia Peltenburg toch ook nog in Nederland op. Onder Mengelberg zong zij er in Haydn's Die Jahreszeiten (1932), Brahms' Ein Deutsches Requiem (1933) en Beethoven's 9e Symfonie. Onder Van Beinum, eveneens in de 9e, in 1932.
In 1930 zong zij in Leipzig in de eerste uitvoering van Hans Pfitzner's cantate Das dunkle Reich. In 1928, 1931 en 1935 gaf zij succesvolle concerten in Berlijn, in 1930 en 1933 in München, en in 1933 in Bazel. In 1933 zing zij in de Scala de sopraansolo in Verdi's Requiem. Verder trad zij als gevierde concertzangeres op in Frankfurt a.M., Bremen, Hannover, Hamburg, Mannheim, Jena, Wiesbaden en Bonn, in Brussel, Antwerpen en Pariis, in Amsterdam, Utrecht, Groningen en Rotterdam, in Straatsburg en Zürich, in Barcelona, Rome en Napels. Behalve in het geëigende repertoire zong zij ook in modern (destijds) repertoire van componisten als Ravel, A. Schönberg, P. Hindemith, Vincent d'Indy, Arthur Honegger, Othmar Schoeck, E. Tinel en E. Krenek (Liederavond, door hem zelf begeleid, 1934 Zürich).
Af en toe zong Mia Peltenburg ook in concertante operauitvoeringen, zoals Senta in Der fliegenden Holländer, Waldvogel in Siegfried, Idamante in Idomeneo van Mozart, Jaroslawna in Fürst Igor van Borodin. Nog in 1947 gaf zij een liederenavond in Luzern. Helaas bestaan er van haar geen grammofoonplaten.
Mia Peltenburg overleed in Bern op 28 juni 1975.