Gré Brouwenstijn - afscheid
Er is eer tijd van komen en van gaan - vele malen heeft Gré Brouwenstijn deze uitspraak als antwoord gegeven, wanneer haar bij interviews of door trouwe bewonderaars werd gevraagd waarom zij in februari 1971 haar operacarriëre wenste te beëindigen, nadat reeds in november 1969 in de pers de eerste aankondigingen verschenen over haar naderend afscheid van het toneel. Het afscheid tevens van een glorieuze carrière, die de zangeres in ruim 25 jaar naar alle grote operatheaters van drie cortinenten heeft geleid, waar zij triomf na triomf vierde. Er is ongetwijfeld moed voor nodig hieraan zelf en uit eigen vrije wil een einde te maken op een moment dat de stem nog in volle glorie kan stralen en het interpretatieve vermogen een artieste in staat stelt steeds weer nieuwe aspecten in de vertolkingen naar voren te doen komen. Gré Brouwenstjn brengt die geestelijke moed op, omdat zij in de herinnering wil blijven voortleven zoals zij was op het hoogtepunt van haar kunnen en niet zoals zij bij voortzetting van haar carrière misschien zou worden door het klimmen van de jaren en de daarmee onvermijdelijk gepaard gaande vermindering van vocale vermogens.
Nu dan in februari 1971 definitief het doek valt over de grootse carrière van Gré Brouwenstijn resten ons slechts de plaatopnamen, oude programma's en herinneringen aan haar stralende persoonlijkheid, haar innige zang en haar doorleefde vertolkingen waarmee zij ons zo ontelbaar vele malen wist te ontroeren. En zoals zijzelf zovele malen als Leonore in Fidelio over de stem van de gevangen Florestan heeft gezegd:
"Ja, diese Stimme, sie dringt in die Tiefe des Herzens", zo zal Gré Brouwenstijn op haar beurt blijven voort leven als een zangeres wier stem en persoonlijkheid tot in het diepst van het hart wisten door te dringen.
Klaas A. Posthuma, oud hoofdredacteur 'Luister' († 2001), januari 1971.
Elisabeth - Don Carlos (Verdi)
Gré Brouwenstijn en Bernard Haitink
In memoriam - Gré Brouwenstijn - (1915-1999)
Overgenomen - verkort - uit 'Luister', februari 2000, Paul Korenhof
Karakteristiek voor Gré Brouwenstijn was ons eerste telefoongesprek. Waarover het precies ging, weet ik niet meer, maar het hield verband met het feit dat ik voor de radio aandacht wilde besteden aan haar verjaardag. Ze liet me geduldig uitpraten en toen zei die stem die ik zo ontzettend goed kende: '' Ach, wat lief van je, maar van mij hoeft het echt niet."
Gré Brouwenstijn, die 14 december op 84-jarige leeftijd in Amsterdam overleed, was zonder enige twijfel de grootste operazangeres die Nederland in de twintigste eeuw heeft voortgebracht. Zij bezat een krachtige, warm getimbreerde sopraan met grote lyrische mogelijkheden [ ...... ]. Technisch was zij terdege geschoold, zodat haar stemvoering van laag naar hoog homogeen verliep en vocaal leek zij voorbestemd voor Wagner en Verdi (inclusief de met coloraturen opgesierde Trovatore-Leonora), maar bovenal bleek zij in alles een persoonlijkheid, zowel privé als op het toneel. Haar rijzige gestalte straalde dezelfde warmte uit die zo onmiskenbaar doorklonk in haar stem, en tot op de laatste rij konden de toeschouwers meeleven met de emoties op haar expressief gelaat, dat in 1954 bij haar debuut in Bayreuth werd vergeleken met dat van Ingrid Bergman.
[ ...... ] De reacties op haar overlijden maken nog eens duidelijk welke plaats Gré Brouwenstijn heeft ingenomen. Niet alleen was zij een centrale figuur in het Nederlandse operaleven, maar ook op de internationale podia vierde zij triomfen. In de jaren vijftig werd Covent Garden artistiek haar tweede huis, met als hoogtepunt de legendarische Visconti-productie van Don Carlos (1958). Zij vierde triomfen in Bayreuth, Berlijn, Buenos Aires, Glyndebourne, San Francisco en Chicago, en zij was een favoriete zangeres van Karajan aan de Weense Staatsopera.
Dat Milaan en New York op haar triomfboog ontbreken, hangt weer samen met dat 'van mij hoeft het niet'. Met dezelfde onbevangenheid waarmee zij een breuk met Bayreuth riskeerde, omdat zij weleens met haar zoon op vakantie wilde, sloeg zij - op advies van Giulini en Visconti - een uitnodiging van de Scala af, omdat het daar toen riskant was om een Callas/Tebaldi-rol over te nemen. Een invitatie van de Met ging dezelfde weg, omdat zij er niet op het Duitse repertoire wilde worden vastgepind. [ ..... ] . Voor Gré 'hoefde' het niet zo nodig. Zij was gelukkig met haar zoon en haar man, zij was gelukkig met een carrière die haar toeliet om regelmatig thuis te zijn, en zij was gelukkig met een publiek dat haar op handen droeg. Datzelfde publiek dat haar nooit vergeten heeft - juist omdat zij was wie zij was: warm, menselijk en totaal gespeend van primadonna-allures.