Rosa de Vries-van Os

"...in 1859-'60 was er weer een Italiaansche opera-troep, bij welke de Nederlandsche zangeres Rosa de Vries-van Os als prima-donna was geëngageerd, die o.a. als Lucia zeer moet hebben voldaan..."
S.A.M. Bottenheim, De Opera in Nederland, Amsterdam 1946


Rosa de Vries-van Os, sopraan


De sopraan Rosa de Vries-van Os werd geboren op 18 april 1828 te 's-Gravenhage (ook Deventer wordt als geboortplaats genoemd, Kruseman). Zij was aanvankelijk koorlid bij de Fransche Opera maar maakte daar zo'n goede indruk dat "...Koning Willem II in 1846 aan deze zangeres, op verzoek van den componist Anton Berlijn (1817-1870), eene toelage verstrekte om hare studiën aan een buitenlandse conservatorium voort te zetten...". Zij ging hiertoe naar Parijs, maar haar aanleg bleek echter zo groot dat zij naar slechts na een jaar studie naar Nederland terug keerde en daar in 1846 - op 18-jarige leeftijd - bij de Fransche Opera debuteerde.

Spoedig zong zij nu aan de opera's van Lyon en Toulouse en werd in 1848 aan de Grand Opéra te Parijs geëngageerd. Een verbintenis die door het uitbreken van de revolutie *) werd verbroken. Zij maakte daarna een tournee door Amerika en trad vooral in New York en St. Louis met buitengewoon veel succes op. In 1856 keerde zij terug naar Europa waar zij triomfen vierde in Londen, Turijn, Milaan, Barcelona, enz.
*) Franse revolutie van 1848

In 1860 keerde Rosa de Vries naar Nederland terug, waar zij eveneens de grootste waardering voor haar talent ondervond en waar zij in meerdere steden optrad. Haar muzikale genen gaf zij door aan hun 5 kinderen, twee dochters en drie zonen. Allen werden gevierde zangers en zangeressen. Jeanne de Vries (1845-1925, geb. te Parijs), leerlinge van haar moeder en van Duprez (Duprez, Gilbert Louis 1806-1896, tenor, pedagoog en componist van belangrijke studiewerken) debuteerde aan het Theatre Lyrique als eerste zangeres, was van 1869-1873 aan de Munt verbonden, zong daarna nog in Antwerpen, Lyon en Marseille. Fidès de Vries (1851, geb. te New Orleans) debuteerde in 1868 onder Pasdeloup (Pasdeloup, Jules Etienne, 1819-1887, directeur Theatre Lyrique) in het Theatre Lyrique, zong in 1870 aan de Munt te Brussel, in 1872 aan de Grand Opéra te Parijs en in 1885 aan de Opéra Comique. Maurice de Vries (1852-1914, geb. te New Orleans) was in Amerika aan verschillende theaters als operazanger verbonden, in Nederland aan de Fransche Opera te 's-Gravenhage. Herman de Vries (1858, geb. te New York) zong als bas aan de Grand Opéra en de Opera Comique, vertrok naar Amerika en zong daar aan de Met. Hij richtte in Chicago een eigen zangschool op en componeerde tevens operettes, pianowerken en liederen. Marcel de Vries (1849-1923, geb. te Brussel) debuteerde als tenor te Amsterdam in 'Martha' (Von Flotow) maar trok zich snel van het toneel terug vanwege 'plankenkoorts'. Zijn zoon David de Vries (1882, kleinzoon van Rosa de Vries!) daarentegen had hier geen last van en debuteerde in Parijs bij de Opéra Comique in Mozart's 'Die Entführung aus dem Serail'. Hij trad ook op in Nice, Brussel en Amerika.

Rosa de Vries-van Os is op 30 maart 1889 te Rome overleden. Een opmerkelijke vrouw, zo'n internationale carrière en dan ook nog 5 kinderen groot brengen.

Uit de krant:

 

Mevr. Rosa de Vries
Lucrèce  Borgia - Le Prophète
(ingezonden door een dilettant)

Het moge zonderling in 't oor klinken, de bewering is, meen ik, juist, dat men het welslagen dezer campagne théatrale voor een goed deel aan het Hollandsch element in de Fransche opéra te danken heeft. (Met dat ,,welslagen" schemert mij daarom geen batig slot voor de oogen; ik begeef me volstrekt op geen finantieel terrein, en beschouw zelfs die zalen, opgepropt met toeschouwers, op wie men eigendunkelijk een belasting van 50 opcenten legt, alleen uit het oogpunt van kunst).
Wordt er ooit een campagne, in den eigenlijken zin des woords, gewonnen zonder het beleid en het aanwakkerend voorbeeld des aanvoerders? Zouden de Fransche artisten zich zoo overtreffen en al hunne middelen in 't werk stellen tot het verkrijgen van een dikwerf goed geheel, werden ze niet door die eene geniale figuur daartoe geïnspireerd ? Voor mij tenminste is 't zeker, dat het medeslepend spel van mevrouw Rosa de Vries voor de haar omringende artisten een prikkel is, om haar zoo nabij mogelijk te streven. De uitvoering van Donizetti's Lucrèce Borgia, onlangs, is voor die bewering een krachtig bewijs. Doch in de eerste plaats de heldin, en daarna, bij dezen dagorder, allen die we deze onderscheiding gaarne geven.
Eene rol zoo vol hevige contrasten, waarin de meest tegenstrijdige gemoedsaandoeningen elkaar zonder ophouden afwisselen is voor geen middelmatig talent bestemd. Een genie dringt door in dat afschuwelijk karakter, en verbergt ons toch, temidden van al die gruwelen, haar moederhart niet. Zoo was mevrouw Rosa de Vries.
Met ontzaggelijke bravoure zong zij haar air d'entrée: een stuk vol moeielijkheden van allerlei aard; en vooral in het tweede motif wist zij de fraaiste overgangen te brengen, die met ongeloofelijke zuiverheid en stoutheid werden uitgevoerd
In het duo met Gennaro, haar zoon, legde ze een onbeschrijfelijke teederheid aan den dag; doch in de finale, nadat zij, de fiere Lucrèce, zich voor al de edellieden vernederd had, opdat haar naam verborgen mogt blijven voor haar zoon, en zij door allen met afschuw, zelfs door Gennaro, verstooten werd, toen rigtte zij zich met onbeschrijvelijken trots op en werd het moederhart door den Borgia-aard verstikt. In dit gansche toneel schitterde de groote tragédienne.

In de tweede acte kwam hare gave als cantratice (soliste klassieke vocale muziek) niet minder uit in de wijze om hare partij in 't schoone trio mezza voce te zingen. Van welke folteringen getuigde niet het duo final, waarin zij, op het bevel van haar echtgenoot - un couple bien assorti! (aan elkaar gewaagd koppel!) - zelve haar zoon't doodelijke gift heeft toegereikt. Geen oogenblik van dit geheele toneel liet de tragédienne verloren gaan; voor een aandachtig toeschouwer bragt zij in haar spel zoo velerlei schakeringen, kleinigheden in schijn, doch die tot de waardering van de grootsche conceptie dezer rol bijdroegen.
Na Mevr. Rosa de Vries in beide acten te hebben toegejuicht, zou men ter nauwernood kunnen onderstellen, dat zij zich nog verheffen kon boven hetgeen zij reeds geweest is ; en toch wacht den kunstvriend nog hooger genot en heeft de cantatrice hare schoonste oogenblikken voor de laatste acte bewaard.
Het adagio , dat zij haar zoon toezingt, wanneer deze verneemt dat hij tot het geslacht der Borgia's behoort , werd op onnavolgbare wijze, met ongelooflijke zuiverheid van intonatie en stijl, voorgedragen. In den loop van dit stuk brengt zij tweemaal, en dit pianissimo, de hooge c (ut dièze) ten gehoore, en voleindigt die met onbeschrijfelijke kunst.

Wat men vooral in mevrouw de Vries opmerkenswaardig mag heeten, is: dat zij, na het zingen van twee acten, zoo dramatisch als die van Lucrèce, in de derde acte nog zulke hooge noten zingen kan en dit met een zuiverheid, helderheid en juistheid van intonatie, zonder dat haar stem de minste vermoeidheid verraadt. Hare slot-aria heeft de kroon op 't werk gezet en het opgetogen auditorium heeft haar dank geweten voor het kunstgenot, dat de gevierde stadgenoote haar bereid had.

Wat in den aanvang van de Fransche artisten gezegd werd, zou ik vooral op den heer C. Matthieu willen toepassen , die zijne rol van Gennaro met vuur gespeeld heeft en, altijd voor een tenor leger, met zijn zang zeer gelukkig was.

 

"Quand tout sommeille,
Moi seul, hélas, je veille," enz
"Als iedereen slaapt,
Ben ik alleen, helaas wakker,"

 

droeg hij met gevoel voor. Orsini, mademoiselle Irene Lambert, was onberispelijk gekleed. Haar mannenkostuum pleitte voor haar eleganten smaak, doch — kleêren maken den man niet en evenmin de chanteuse. In de diepte zinkt haar stem geheel weg. Overigens maakte de ranke, teêre Orsini-gestalte een aangenaam contrast tusschen die mannen-figuren, en in plaats van haar met bommen in de handen te denken, even als haar beruchten naamgenoot te Parijs, zou men haar handjes liever met Oranjeappelen vullen. De decoratiën waren allerbedroevendst. Altijd diezelfde versleten kamers; en vooral in de vierde acte, waarby het tooneel moet voorstellen een prachtig salon in het paleis Negrini, met in 't midden een rijk voorziene disch, geleek de scène meer op een. kale spreekkamer eener gevangenis. Wat méér illusie in de mise-en-scène is inderdaad een vereischte, en waar men over voldoende accessoires te beschikken heeft, mag men dit alles niet zoo verwaarloozen als zulks in de laatste tijden blijkt.
Resumeren we de geheele voorstelling van Lucrèce Borgia , dan vallen als van zelf die kleine vlekjes weg, en daagt de im posante figuur van Lucrèce, zoo meesterlijk door Mevr. Rosa de Vries vertolkt, in al hare schoonheid voor ons op.

 

— —

 

En nu Fides!

Met de voorstelling vau den Prophete op gister avond heeft mevrouw de Vries van Os haar laatste gastrol vervuld. De steeds klimmende sympathie, waarvan de residentie door talrijke opkomst en opregt gemeende toejuichingen blijken gaf, mag men dus voor een Hollandsche cantatrice een wezenlijke conquête (verovering/ aanwinst) noemen. Doch bij zulke glansrijke resultaten is alle verdere uitweiding overbodig, en elk kunstvriend, die onpartijdig genoeg is om, zoowel van de compositiën der Fransche en Italiaansche maestro's, als in die der Duitsche meesters de schoonheden te waardeeren, zal met leedwezen een geniale vrouw ons zien verlaten, die aan zulk een degelijke methode een zoo omvangrijke stem en wegslepend spel paarde. Traag zullen de ijveraars voor de Duitsche klassieken dit toestemmen; want exclusief te zijn is hun zwak, en zij zweren bij een Duitsche opera — die echter zonder vertaalde Fransche of Italiaansche opéra's evenmin bestaan kan als menig Rijk zonder Rothschild's leeningen; en nimmer zullen zij de wereld overtuigen dat niet de Italiaansche maar de Duitsche de beste school voor zang is.

Meyerbeer, Halévy , Donizetti en Verdi heeft, mevrouw de Vries ons vertolkt, en ook gisteravond gaf zij de imposante compositie terug van dien grooten meester, Meyerbeer, die half tot Duitschland en half tot Frankrijk mag gerekend worden. Met de zeer middelmatige krachten, over welke de opera op het oogenblik te beschikken heeft, kan de Prophète geen furore maken. Doch dat een uitmuntende Fidès met haar bezielend spel in 't harte grijpt en in de 4de en 5de acte den toeschouwer steeds meer en meer weet te boeijen — dit bewees ons mevrouw de Vries.


Reeds in de 2de acte zong zij de cavatine ,,mon fils !" (mijn zoon) met die pathetische uitdrukking en dat moederlijk gevoel, die dit fraaije stuk eischt. Bij het hooren zingen hiervan kan men moeijelijk zijne verbazing onderdrukken, wanneer men bedenkt dat diezelfde stem ons, eenige dagen geleden, de melodiën van Lucrèce voordroeg. Wat een contrast! Hier de hoogste nooten, die zij met ongelooflijk gemak zong: daar de laagste toonen , die zonder de geringste moeite ten gehoore werden gebragt! De groote scène der 4de acte was haar dramatische triumf, en het ,,qu'il soit maudit", (hij moet vervloekt worden) door orgel en den zang der anabaptisten (mennonieten) geaccompagneerd, sprak zij met aangrijpende, ontzettende kracht uit. Letterlijk met ingehouden adem volgde men de bewegingen dier diep geschokte trouw, en toen Jan van Leyden , de profeet, haar zoon, haar vroeg wie zij was , wist de groote tragédienne bij dat antwoord ,,qui je suis ?" (wie ben ik) een smart te verraden, waaruit de verloochende moeder sprak. Toen haar ontaard kind in dien hagchelijken toestand haar tartte, nogmaals te durven beweren dat zij zijn moeder was, en de wederdoopers hunne dolken op de borst van haar kind rigtten om hem, bij een herhaling van haar uitroep te doorsteken, had de uitgeputte vrouw geen kracht meer om op te staan , en sleepte zij zich op de knieën voort om tot hem te komen. Men dacht aan geen tragédienne meer: dat was Fides, de verloochende moeder; dat was waarheid. — Rien n'est beau que le vrai. (niet is mooier dan de waarheid).

In de vijfde acte werd dat, met tal van moeijelijkheden doorzaaide en hoogst ondankbare air op schitterende wijze door haar voorgedragen. En wat niet onopgemerkt mag blijven , is, dat op 't einde eener rol, die tot in de laagste toonen en steeds eer onder dan boven de lijn loopt, Mevr. de Vries zonder een enkele lage noot te esquiveren, (ontkomen, hier eigenlijk 'te verdoezelen') niettemin in 't allegro van 't air twee of drie hooge rés (d's) achter elkander ten gehoore brengt, en toch haar orgaan hierdoor niet 't minst schijnt aangedaan. Wel mogen we onze Hollandsche zangeresse onder het klein aantal groote cantatrices rangschikken, die in onzen tijd epoque (tijdsbeeld) maken. Met madame Sontag en Alboni in Amerika en Italië geschitterd en gevierd, zal de sympathie van haar landgenooten, wier dikwerf traag gemoed alleen door de magt van 't genie wordt wakker geschud, mevrouw van Os gewis nog welkomer zijn dan de opgewonden toejuichingen van Yankee en Italiaan. Behalve Fidès moet ook de eigenlijke profeet ter sprake komen. Doch, gelijk Heine in zijn Vermischte Schriften zegt: de overgang van den leeuw tot ieder ander dier is kras. Wij kunnen alle geen groote profeten zijn, en er moeten ook kleine profeten wezen, waarvan er twaalf in een dozijn gaan. In alle andere rollen verried de stem van den heer Julien Mathieu minder wat zij verloren heeft dan hier in den Prophète, en zijn talentvol spel kon niet altijd goed maken, waar het geluid te kort schoot. Berthe, mademoiselle Irène Lambert , speelde gevoelvol en gracieus. Het bevallig rijzig figuurtje met de sympathie wekkende, waardige gestalte der grijze Fidès was een aantrekkende groep, die een schilderachtig contrast vormde. Ook de drie anabaptisten hebben zich beijverd proselyten (bekeerlingen) te maken — voor de opera.
De mise-en-scéne was weer pover en slordig. De commissie uit het gemeente-bestuur heeft de residentie zeer aan zich verpligt door de verbindtenis met mevrouw de Vries. Dit feit zal door velen, die niet met dien exclusieven zin voor 't uitheemsche besmet zijn , dankbaar erkend en niet liet vergeten worden.
Mevrouw de Vries van Os neme de verzekering mede, dat bij hare stadgenooten steeds in herinnering zal blijven 't rijke kunstgenot, dat zij hun wist te geven.
Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage, 10-02-1865