Rosa de Vries-van Os
"...in 1859-'60 was er weer een Italiaansche opera-troep, bij welke de Nederlandsche zangeres Rosa de Vries-van Os als prima-donna was geëngageerd, die o.a. als Lucia zeer moet hebben voldaan..."
S.A.M. Bottenheim, De Opera in Nederland, Amsterdam 1946
Spoedig zong zij nu aan de opera's van Lyon en Toulouse en werd in 1848 aan de Grand Opéra te Parijs geëngageerd. Een verbintenis die door het uitbreken van de revolutie *) werd verbroken. Zij maakte daarna een tournee door Amerika en trad vooral in New York en St. Louis met buitengewoon veel succes op. In 1856 keerde zij terug naar Europa waar zij triomfen vierde in Londen, Turijn, Milaan, Barcelona, enz. In 1860 keerde Rosa de Vries naar Nederland terug, waar zij eveneens de grootste waardering voor haar talent ondervond en waar zij in meerdere steden optrad. Haar muzikale genen gaf zij door aan hun 5 kinderen, twee dochters en drie zonen. Allen werden gevierde zangers en zangeressen. Jeanne de Vries (1845-1925, geb. te Parijs), leerlinge van haar moeder en van Duprez (Duprez, Gilbert Louis 1806-1896, tenor, pedagoog en componist van belangrijke studiewerken) debuteerde aan het Theatre Lyrique als eerste zangeres, was van 1869-1873 aan de Munt verbonden, zong daarna nog in Antwerpen, Lyon en Marseille. Fidès de Vries (1851, geb. te New Orleans) debuteerde in 1868 onder Pasdeloup (Pasdeloup, Jules Etienne, 1819-1887, directeur Theatre Lyrique) in het Theatre Lyrique, zong in 1870 aan de Munt te Brussel, in 1872 aan de Grand Opéra te Parijs en in 1885 aan de Opéra Comique. Maurice de Vries (1852-1914, geb. te New Orleans) was in Amerika aan verschillende theaters als operazanger verbonden, in Nederland aan de Fransche Opera te 's-Gravenhage. Herman de Vries (1858, geb. te New York) zong als bas aan de Grand Opéra en de Opera Comique, vertrok naar Amerika en zong daar aan de Met. Hij richtte in Chicago een eigen zangschool op en componeerde tevens operettes, pianowerken en liederen. Marcel de Vries (1849-1923, geb. te Brussel) debuteerde als tenor te Amsterdam in 'Martha' (Von Flotow) maar trok zich snel van het toneel terug vanwege 'plankenkoorts'. Zijn zoon David de Vries (1882, kleinzoon van Rosa de Vries!) daarentegen had hier geen last van en debuteerde in Parijs bij de Opéra Comique in Mozart's 'Die Entführung aus dem Serail'. Hij trad ook op in Nice, Brussel en Amerika. Rosa de Vries-van Os is op 30 maart 1889 te Rome overleden. Een opmerkelijke vrouw, zo'n internationale carrière en dan ook nog 5 kinderen groot brengen. Uit de krant:
Lucrèce Borgia - Le Prophète (ingezonden door een dilettant) Het moge zonderling in 't oor klinken, de bewering is, meen ik, juist, dat men het welslagen dezer campagne théatrale voor een goed deel aan het Hollandsch element in de Fransche opéra te danken heeft. (Met dat ,,welslagen" schemert mij daarom geen batig slot voor de oogen; ik begeef me volstrekt op geen finantieel terrein, en beschouw zelfs die zalen, opgepropt met toeschouwers, op wie men eigendunkelijk een belasting van 50 opcenten legt, alleen uit het oogpunt van kunst). In de tweede acte kwam hare gave als cantratice (soliste klassieke vocale muziek) niet minder uit in de wijze om hare partij in 't schoone trio mezza voce te zingen. Van welke folteringen getuigde niet het duo final, waarin zij, op het bevel van haar echtgenoot - un couple bien assorti! (aan elkaar gewaagd koppel!) - zelve haar zoon't doodelijke gift heeft toegereikt. Geen oogenblik van dit geheele toneel liet de tragédienne verloren gaan; voor een aandachtig toeschouwer bragt zij in haar spel zoo velerlei schakeringen, kleinigheden in schijn, doch die tot de waardering van de grootsche conceptie dezer rol bijdroegen. Wat men vooral in mevrouw de Vries opmerkenswaardig mag heeten, is: dat zij, na het zingen van twee acten, zoo dramatisch als die van Lucrèce, in de derde acte nog zulke hooge noten zingen kan en dit met een zuiverheid, helderheid en juistheid van intonatie, zonder dat haar stem de minste vermoeidheid verraadt. Hare slot-aria heeft de kroon op 't werk gezet en het opgetogen auditorium heeft haar dank geweten voor het kunstgenot, dat de gevierde stadgenoote haar bereid had. Wat in den aanvang van de Fransche artisten gezegd werd, zou ik vooral op den heer C. Matthieu willen toepassen , die zijne rol van Gennaro met vuur gespeeld heeft en, altijd voor een tenor leger, met zijn zang zeer gelukkig was.
Moi seul, hélas, je veille," enz "Als iedereen slaapt, Ben ik alleen, helaas wakker,"
droeg hij met gevoel voor. Orsini, mademoiselle Irene Lambert, was onberispelijk gekleed. Haar mannenkostuum pleitte voor haar eleganten smaak, doch — kleêren maken den man niet en evenmin de chanteuse. In de diepte zinkt haar stem geheel weg. Overigens maakte de ranke, teêre Orsini-gestalte een aangenaam contrast tusschen die mannen-figuren, en in plaats van haar met bommen in de handen te denken, even als haar beruchten naamgenoot te Parijs, zou men haar handjes liever met Oranjeappelen vullen. De decoratiën waren allerbedroevendst. Altijd diezelfde versleten kamers; en vooral in de vierde acte, waarby het tooneel moet voorstellen een prachtig salon in het paleis Negrini, met in 't midden een rijk voorziene disch, geleek de scène meer op een. kale spreekkamer eener gevangenis. Wat méér illusie in de mise-en-scène is inderdaad een vereischte, en waar men over voldoende accessoires te beschikken heeft, mag men dit alles niet zoo verwaarloozen als zulks in de laatste tijden blijkt.
En nu Fides! Met de voorstelling vau den Prophete op gister avond heeft mevrouw de Vries van Os haar laatste gastrol vervuld. De steeds klimmende sympathie, waarvan de residentie door talrijke opkomst en opregt gemeende toejuichingen blijken gaf, mag men dus voor een Hollandsche cantatrice een wezenlijke conquête (verovering/ aanwinst) noemen. Doch bij zulke glansrijke resultaten is alle verdere uitweiding overbodig, en elk kunstvriend, die onpartijdig genoeg is om, zoowel van de compositiën der Fransche en Italiaansche maestro's, als in die der Duitsche meesters de schoonheden te waardeeren, zal met leedwezen een geniale vrouw ons zien verlaten, die aan zulk een degelijke methode een zoo omvangrijke stem en wegslepend spel paarde. Traag zullen de ijveraars voor de Duitsche klassieken dit toestemmen; want exclusief te zijn is hun zwak, en zij zweren bij een Duitsche opera — die echter zonder vertaalde Fransche of Italiaansche opéra's evenmin bestaan kan als menig Rijk zonder Rothschild's leeningen; en nimmer zullen zij de wereld overtuigen dat niet de Italiaansche maar de Duitsche de beste school voor zang is. Meyerbeer, Halévy , Donizetti en Verdi heeft, mevrouw de Vries ons vertolkt, en ook gisteravond gaf zij de imposante compositie terug van dien grooten meester, Meyerbeer, die half tot Duitschland en half tot Frankrijk mag gerekend worden. Met de zeer middelmatige krachten, over welke de opera op het oogenblik te beschikken heeft, kan de Prophète geen furore maken. Doch dat een uitmuntende Fidès met haar bezielend spel in 't harte grijpt en in de 4de en 5de acte den toeschouwer steeds meer en meer weet te boeijen — dit bewees ons mevrouw de Vries.
In de vijfde acte werd dat, met tal van moeijelijkheden doorzaaide en hoogst ondankbare air op schitterende wijze door haar voorgedragen. En wat niet onopgemerkt mag blijven , is, dat op 't einde eener rol, die tot in de laagste toonen en steeds eer onder dan boven de lijn loopt, Mevr. de Vries zonder een enkele lage noot te esquiveren, (ontkomen, hier eigenlijk 'te verdoezelen') niettemin in 't allegro van 't air twee of drie hooge rés (d's) achter elkander ten gehoore brengt, en toch haar orgaan hierdoor niet 't minst schijnt aangedaan. Wel mogen we onze Hollandsche zangeresse onder het klein aantal groote cantatrices rangschikken, die in onzen tijd epoque (tijdsbeeld) maken. Met madame Sontag en Alboni in Amerika en Italië geschitterd en gevierd, zal de sympathie van haar landgenooten, wier dikwerf traag gemoed alleen door de magt van 't genie wordt wakker geschud, mevrouw van Os gewis nog welkomer zijn dan de opgewonden toejuichingen van Yankee en Italiaan. Behalve Fidès moet ook de eigenlijke profeet ter sprake komen. Doch, gelijk Heine in zijn Vermischte Schriften zegt: de overgang van den leeuw tot ieder ander dier is kras. Wij kunnen alle geen groote profeten zijn, en er moeten ook kleine profeten wezen, waarvan er twaalf in een dozijn gaan. In alle andere rollen verried de stem van den heer Julien Mathieu minder wat zij verloren heeft dan hier in den Prophète, en zijn talentvol spel kon niet altijd goed maken, waar het geluid te kort schoot. Berthe, mademoiselle Irène Lambert , speelde gevoelvol en gracieus. Het bevallig rijzig figuurtje met de sympathie wekkende, waardige gestalte der grijze Fidès was een aantrekkende groep, die een schilderachtig contrast vormde. Ook de drie anabaptisten hebben zich beijverd proselyten (bekeerlingen) te maken — voor de opera. |